Mijn eerste mobiele telefoon had ik al in november 1997. Formaat 18 x 8 x 4 centimeter, met een antenne die zo’n 5 centimeter uitstak en met een totaalgewicht van zeker 500 gram. Zo gewoon als het hebben van zo’n telefoon nu is, zo bijzonder was het toen. Ik had hem omdat die telefoon, bepaald geen smartphone, grote voordelen had ten opzichte van de vaste telefoon.
In Nederland heeft nu 97 procent van de mensen zo’n apparaat in de ‘smart-uitvoering’ en verdwijnt de vaste telefoon naar het land der vergetelheid. Maar waar ik me meer en meer over ben gaan verbazen is het, voor mij onbegrijpelijk, hoge gebruik van het ding.
Niet om een belletje te plegen, maar om met elkaar te communiceren, muziek te luisteren (met oortjes! Hoezo? Dat doe ik heel mijn leven al) en veel filmpjes, ‘reels’ genoemd, te bekijken, te maken en rond te sturen. Ik zie jongelui, die naast elkaar zitten, niet met elkaar praten, maar elkaar info toesturen. Ja, info, geen informatie, want dat woord is te lang. Dat alles heeft, naar blijkt, behoorlijk wat negatieve gevolgen.
De leesvaardigheid verdwijnt met de nodige gevolgen op velerlei gebieden. De kwaliteit van het onderwijs daalt in een sneltreinvaart. Een poos terug mocht ik op een ROC een gastles geven. De meeste jongelui hielden hun jassen aan en keken meer op hun telefoon dan naar hun docent en zijn gast.
Ik heb nooit begrepen waarom het bij je hebben van een mobiele telefoon op school ooit is toegestaan. Evenmin heb ik nog steeds niet door waarom ouders vinden dat ze hun kinderen 24/7 moeten kunnen bereiken. Tweeduizend jaar lang, of meer, heeft dat ook niet altijd gekund.
Gelukkig begint de onderwijswereld dit in te zien. Ik schat in dat het binnen een paar jaar op alle scholen verboden zal zijn en het lijkt me dat de losse rekenmachine herintreder zal worden.
Ik hoop oprecht dat er op die manier ook verandering gaat komen in, wat onderzoek ons al even geleden heeft geleerd, dat kinderen het niet meer kunnen, laat staan durven, om iemand op te bellen. Geen ooms, geen tantes, geen oma’s, geen opa’s, omdat ze te weinig ervaring hebben om een zinnig gesprek te voeren.
Misschien is dat nog wel het meest verontrustende van al.