Zwolle – De managers van MEE IJsseloevers en Frion, Ria Brands en Marco Bruggeman, zijn eensgezind over hun samenwerking. Een jaar na de opening van de bedrijfskantine van MEE, zegt Marco Bruggeman: ‘We zijn blij dat onze cliënten steeds meer kunnen werken in kantoren en kantines als deze.’
Alsof ze nooit anders hebben gedaan, lopen Sophia (24) en Joran (22) rond met dienbladen vol lekkere hapjes. ‘Neem maar een stukje pizza’, zegt Joran tegen een fotograaf, ‘van al dat werken heb je vast honger gekregen.’ Sophia en Joran werken in de bedrijfskantine van MEE. Sinds een jaar wordt deze gerund door negen cliënten van Frion en vandaag wordt de samenwerking tussen beide organisaties officieel bekrachtigd met een handtekening. Vandaar de fotograaf en de hapjes. ‘Ik blijf altijd hier werken, punt uit’, zegt Joran. Dat is op zich al duidelijk, maar hij wil er nog wel meer over zeggen. ‘Ik vind het leuk, de mensen zijn aardig en ik help graag in de keuken.’ Daar is hij het liefst verantwoordelijk voor het maken van de soep. Maar ook broodjes klaar maken of rauwkost snijden vindt hij prima.
Volgens zijn moeder Christine van Leeuwen is hij trots op zijn werk. In sommige opzichten is hij er zelfs door veranderd. ‘Ik vind het belangrijk dat hij er goed uitziet’, vertelt ze. ‘Hij lette daar zelf niet zo op. Nu wel. Zo knipt hij bijvoorbeeld nu zelf zijn nagels, omdat hij weet dat hygiëne in dit werk belangrijk is.’ Minou Goskar is werkbegeleider van de negen cliënten die hier werken. ‘Het is voor hen een echte baan – zo voelen ze dat ook – met af en toe drukte en stress. Hun gevoel van eigenwaarde groeit erdoor.
Als ’s avonds alles is verkocht wat ze ’s ochtends hebben klaar gemaakt, zijn ze trots. En heeft iemand bijvoorbeeld nagellak op, dan wordt daar door de anderen iets van gezegd. Ook wij moeten namelijk gewoon aan de wettelijke normen voldoen.’ Ook Sophia ziet hier op haar plek, al laat ze het misschien wat minder merken. Ze werkt vijf dagen per week en vindt het leuk. ‘Vooral de mensen waarmee ik werk en die hier komen’, zegt ze. Haar vader, de heer Opdam, vertelt dat ze al ‘een heleboel’ heeft geleerd. ‘Voorheen deed ze bijvoorbeeld thuis geen boodschappen. Doordat ze dat hier wel doet, doet ze het thuis nu ook af en toe.
Ze is altijd wat terughoudend geweest, maar je ziet haar langzaam toch wel veranderen.’ Ze zeggen het allemaal in andere woorden, de cliënten, de ouders, begeleiders en de managers, maar ze bedoelen hetzelfde: Ze – de cliënten – zijn hier onder de mensen. Maar dat niet alleen. Het is ook gewoon hun baan, zoals ieder ander een baan heeft. Ook de moeder van Joran ziet het zo. ‘Hij maakt hier wat meer mee van het ‘gewone’ leven’, zegt ze. ‘Eigenlijk heeft hij hier beide: aansluiting bij zijn collega’s én contacten in de ‘gewone’ wereld, en dat vind ik heel belangrijk.