Maandag 11 juni wordt in de commissie Werk van de gemeenteraad Zwolle het re-integratiebeleid van de gemeente geëvalueerd. Raadslid voor de PvdA Ronald Revenberg stelde vooraf deze vergadering een opiniestuk op.
“In deze evaluatie stelt het college terecht voor om in het re-integratiebeleid binnen de doelgroep jongeren de groep jong-gehandicapten toe te voegen aan het specifieke doelgroepenbeleid. Het college wil deze doelgroep samen met het CWI, de UWV en werkgevers ‘bedienen’. Onlangs heeft de gemeenteraad van Zwolle een voorstel aangenomen om het werkdeel uit de WWB en € 180.000 in te zetten om onder andere Wajongers die op de wachtlijst voor de Sociale Werkvoorziening staan een voortraject aan te kunnen bieden. Gelet op de kosten van deze voortrajecten en op de lengte van de wachtlijst is het maar de vraag in hoeverre de Wajong-gerechtigden ook daadwerkelijk kans maken op een voortraject. Dit terwijl in de komende jaren een flinke toename te verwachten is van het aantal jongeren die in aanmerking komen voor een uitkering voor jonggehandicapten (Wajong).”
Vervolg opinie:
De doelgroepen van de Wajong zijn jongeren die op 17/18 jarige leeftijd arbeidsongeschikt zijn en arbeidsongeschikte studenten of stagiaires tot 30 jaar. Nederland telde in 2006 156.000 jonggehandicapten en het is de verwachting dat dit aantal zal groeien tot 300.000 in 2040. Volgens de laatste cijfers van het CBS telde Zwolle in 2005 1400 zogenaamde Wajong-gerechtigden, waarvan 750 mannen en 650 vrouwen. Gelet op de groei van de afgelopen jaren is het de verwachting dat Zwolle in 2007 ongeveer 1700 Wajong-gerechtigden telt.
Onderzoek van de SER heeft uitgewezen dat maar een kwart van de Wajong-gerechtigden participeert op de arbeidsmarkt (9% werkte in 2005 bij een reguliere werkgever en 17% had een WSW-dienstverband). Als we deze cijfers op Zwolle toepassen kunnen we stellen dat in 2007 maximaal 1258 Wajong-gerechtigden niet participeert op de arbeidsmarkt en hiermee aan de zijlijn van de samenleving staan.
Uit hetzelfde onderzoek van de SER is gebleken dat er diverse problemen zijn die de stagnatie van deelname van jonggehandicapten op de arbeidsmarkt veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn een slechte overgang van school naar werk, de doelgroepgerichte benadering van UWV bij aanbestedingen (de zogenaamde kavels), de aanbodgerichte benadering van re-integratiebedrijven, het uitgeklede subsidie- en voorzieningenstelsel, onvoldoende ondersteuning op de werkplek en onvoldoende samenwerking tussen instanties en instellingen.
Vanuit mijn dagelijkse praktijk als raadslid en als arbeidsdeskundige maak ik mij grote zorgen over het feit dat zo weinig jonggehandicapten participeren op de arbeidsmarkt en hierdoor aan de zijlijn van onze maatschappij staan. Dit terwijl de instroom in de Wajong fors toeneemt en gebleken is dat veel jonggehandicapten wel degelijk duurzaam kunnen participeren op de arbeidsmarkt. De SER heeft hierover op 2 juni een ontwerpadvies uitgebracht, waarin zij ook haar zorgen uit over de slechte participatie van jonggehandicapten in de samenleving.
Ik hanteer het begrip participatie op de arbeidsmarkt in sociaal-economische zin. Dé jonggehandicapte bestaat niet en bij de participatie van jonggehandicapten op de arbeidsmarkt zal maatwerk (passend werk) op individueel niveau centraal moeten staan.
Dit maatwerk kan in mijn optiek variëren van het zelfstandig ondernemerschap tot een dienstverband in SW-verband, tot begeleid werken, vrijwilligerswerk of dagbesteding (AWBZ) met een arbeidsmatig karakter. Participatie op de arbeidsmarkt, in de breedste zin des woords, is nog steeds de beste manier om mee te doen in de samenleving.
Zoals ik stelde wordt komende maandag in de commissie Werk van de gemeenteraad het re-integratiebeleid van de gemeente Zwolle geëvalueerd. Terecht stelt het college voor om binnen de doelgroep jongeren de groep jonggehandicapten toe te voegen aan het specifieke doelgroepenbeleid. Het college wil deze doelgroep samen met het CWI, de UWV en werkgevers ‘bedienen’.
In mijn ogen een prima start, maar onvoldoende. Immers, dé jonggehandicapte bestaat niet en het is mijn verwachting dat door deze inzet slechts een kleine groep (de kansrijken) daadwerkelijk kan participeren op de reguliere arbeidsmarkt. Het college steekt in vanuit economische motieven en niet vanuit sociaal-economische motieven.
Juist voor deze doelgroep zal de participatie op de arbeidsmarkt moeten geschieden vanuit een sociaal-economische visie. Niet iedere jonggehandicapte kan participeren op de reguliere arbeidsmarkt en zal een andere vorm van participatie aangeboden moeten worden.
Te denken valt hierbij aan vrijwilligerswerk of dagbesteding met een arbeidsmatig karakter. Juist voor deze kansarme groep, die soms letterlijk aan de zijlijn van de samenleving staat, zal het college zich moeten inzetten. Het college stelt immers zelf dat de gemeente zich verantwoordelijk voelt voor de re-integratie en participatie van iedere Zwolse burger.
Om dit te bereiken is meer nodig dan samenwerken met UWV, CWI en werkgevers. Hiervoor is een sluitende aanpak nodig en zal de gemeente de regie op moeten pakken en intensief samenwerken met het onderwijs (VSO en (Z)MLK). De scholen kennen hun leerlingen en weten precies welk arbeidsmarktperspectief zij hebben.
De gemeente zal met dit vertrekpunt, vanuit haar sociaal-economische visie op re-integratie en participatie, de regie (casemanagement) moeten voeren richting SW-bedrijf, UWV, CWI, werkgevers, dagbestedings- en vrijwilligerswerkorganisaties. De aanbevelingen in het ontwerpadvies van de SER kunnen hierbij richtinggevend zijn. De SER heeft immers vastgesteld dat de jarenlange regievoering door UWV ertoe heeft geleid dat grote groepen jonggehandicapten langs de zijlijn staan. Nu is de gemeente aan zet!
Ronald Revenberg
Raadslid PvdA