Drie biologische boeren gaan twintig hectare landbouwgrond pachten van Zwolle. De hoofdstad van Overijssel koestert zijn groene imago. Ex-wethouder Peter Pot (Groenen/GroenLinks) laat een afscheidscadeautje na aan Zwolle: biologische pacht. Onder zijn vijfenhalf jaar durende wethouderschap werd Zwolle uitgeroepen tot groenste gemeente van Nederland en (vorig jaar) van Europa. Dit jaar is dat Amersfoort.
Pot introduceerde ecocatering in de bedrijfskantine van de gemeente: ruim een derde van het voedsel dat de Zwolse ambtenaren tijdens hun lunch verorberen is biologisch. Ook daarvoor kreeg Zwolle vorig jaar een prijs, van de vereniging van regionale milieufederaties. De pachtovereenkomst die hij vorige maand net voor zijn vertrek tekende, sluit daar bij aan. „Ik ben blij dat mijn passie als wethouder tot concrete resultaten heeft geleid”, zegt Pot, die is overgestapt naar de katholieke kerk in Arnhem. „Boeren zijn belangrijk bij beheer en onderhoud van het platteland, waarvan ook Zwolle zijn deel heeft. De oude pachtcontracten liepen af en ik wilde de biologische landbouw hier een rol laten spelen. Biologisch staat immers voor dierenwelzijn en goed zijn voor aarde en milieu.”
André Mulder is een van de drie pachters. De anderen zijn schapenboeren, Mulder heeft veertig melkkoeien. Daarnaast scharrelen nog wat ossen, stieren, varkens en kippen op de 32 hectare van boerderij ’t Ecoloar. „Daarmee zitten we aan onze taks wat de mestwetgeving betreft. Maar we kunnen ons prima redden. Dat je van twintig koeien niet meer kunt bestaan snap ik, maar waarom moeten het er meteen honderd worden? Als iedereen zonodig moet groeien, zit er iets fout.”
Toch gaat ook Mulder groeien. Zeven hectare krijgt hij erbij. „De boerderij loopt zodanig goed dat we te weinig vleesvee hebben om de diepvries vol te houden. Onze boerderijwinkel zet elk jaar dertig procent meer om. Maar we groeien niet exceptioneel. En eerst de grond, dan pas groei. Op die zeven hectare extra gaan we gras en graan zaaien. Het eerste jaar geldt de opbrengst als gangbaar, dus niet-biologisch, die moeten we verkopen aan een gangbare boer. In het tweede jaar van de omschakeling mogen we een derde van de opbrengst mengen met ons eigen veevoer. Pas het derde jaar geldt de opbrengst volgens de Skal-normen (van het Eko-keurmerk) als biologisch.”
Mulder is een boer met een missie. Twaalf jaar geleden bouwde hij de familieboerderij – zijn echtgenote Tonny en hij zijn al de negende generatie – om tot een biologische bedrijf. Niks bijzonders, vindt-ie zelf. „Mijn vader is nu 92. Toen hij begon boerde iedereen nog biologisch. Kunstmest en bestrijdingsmiddelen zijn er pas vanaf de jaren dertig.”
„In de jaren tachtig van de vorige eeuw zat ik in een werkgroep ontwikkelingssamenwerking en ben ik gaan nadenken wat je als consument en producent kunt doen aan uitputting van de aarde. In 1990 deed ik een cursus bij een biologische boer en toen ik thuis kwam zei ik tegen mijn vrouw: ’dat wil ik ook’. Andere boeren zijn niet zo bezig met eindigheid van de fossiele brandstoffen en klimaatverandering, die zien alleen dat ze een maand eerder moeten oogsten. Niet dat de gangbare boeren lijnrecht tegenover ons staan, er gebeurt daar ook heel veel. Maar wat zou het leuk zijn als we terug konden naar de tijd zonder bestrijdingsmiddelen. Waarom eigenlijk niet?”
Mulder gaat verder dan de gemiddelde ecoboer. „Van Skal mogen we niet preventief antibiotica gebruiken, alleen als dieren ziek zijn. Maar wij zijn zover dat we het helemaal niet gebruiken. En we laten de kalfjes bij de koeien opgroeien, in een kalvercrèche vlakbij de moeder. Dit doen maar heel weinig boeren. Maar het is prachtig. ”
Bron: Trouw