Zwolle – Hogeschool Windesheim investeert de komende zes jaar bijna 17 miljoen euro in intensivering van de studentbegeleiding, verdere flexibilisering van het onderwijs en een betere verbinding met de praktijk.
Windesheim heeft tot en met 2024 extra middelen te besteden als gevolg van het afschaffen van de basisbeurs. Het geld dat daardoor vrijkomt moeten hogescholen en universiteiten besteden aan het verder verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Het is aan de instellingen zelf om te bepalen hoe ze dat doen. In het plan Kwaliteitsafspraken 2019-2024 heeft Windesheim zijn keuzes vastgelegd. Deze kwamen tot stand in nauw overleg met de Centrale Medezeggenschapsraad.
Windesheimvoorzitter Henk Hagoort en CMR-voorzitter Cor Niks lichten de keuzes toe. ‘De afgelopen maanden hebben we intensief gesproken met medewerkers en studenten over de vraag waar we als Windesheim in willen investeren’, zegt Henk Hagoort. ‘Meer en betere begeleiding van studenten staat bij velen bovenaan het lijstje. Goede begeleiding helpt studenten bij het maken van de juiste keuzes voor zijn of haar leerroute en de voorbereiding op de arbeidsmarkt. Intensivering van de studentbegeleiding verkleint de kans op uitval en vergroot de kans op studiesucces.’ Windesheim zet de komende jaren onder andere in op begeleiding door ouderejaarsstudenten en professionalisering en extra inzet van studentbegeleiders, studentpsychologen en decanen.
Naast studentbegeleiding zet Windesheim ook stevig in op verdere flexibilisering van het onderwijs. Cor Niks: ‘Zowel studenten zelf als veel opleidingsteams willen dat studenten meer mogelijkheden krijgen om eigen keuzes te maken om zo hun studie beter te laten aansluiten bij hun specifieke wensen en kwaliteiten en bij veranderingen in het werkveld. De student krijgt, waar mogelijk, meer regie op inhoud, vorm, tijd en plaats van onderwijs.’ Windesheim gaat onder andere meer werken met leeruitkomsten en studenten kunnen straks tentamens maken wanneer zij er klaar voor zijn.
Studenten geven aan dat meer praktijksituaties in de opleiding hen stimuleren en motiveren. Ze willen meer stages, meer stagebegeleiding, meer “echte” projecten en meer leren op de werkplek. Dit alles op een hoog kwalitatief niveau. Cor Niks: ‘De verbinding met de praktijk maakt de te leren theorie relevant. Daarom investeren we in extra begeleiding van docenten, in professionalisering van onze docenten en in het ontwikkelen van het curriculum, waarbij multidisciplinariteit centraal staat. Steeds vaker zien we dat het werkveld vraagstukken heeft die interessant zijn om vanuit verschillende professies te benaderen. Voor de studenten is het motiverend en leerzaam om met studenten van andere opleidingen samen te werken.’