Zwolle – Het ging niet goed met Fabian B. op de vroege ochtend van 30 januari 2022. De 36-jarige man stak toen zijn appartement in de Domus van het Leger des Heils aan de Burgemeester van Walsumlaan in brand. Dinsdag moest hij zich verantwoorden in de Zwolse rechtbank.
B. kampte destijds met een verslaving, psychische problemen en onverwerkte trauma’s uit het verleden. In een psychotische toestand schoof hij een kast voor de deur van zijn appartement op de derde etage van de Domus. “Ik was in paniek en wilde dat niemand binnen kon komen,” verklaart B. Om daar zeker van te zijn plakte hij met duct-tape de deurklink vast. In de woonkamer stak B. een laken in brand en hield het onder de rookmelder. “Ik wilde dat het brandalarm afging zodat de politie zou komen,” zegt B. Toen de poging faalde goot hij bier uit een blikje over het laken om het te blussen.
Vervolgens ging hij naar zijn badkamer en stak daar een shirt en broek in brand. Ditmaal met het beoogde resultaat, de brandmelder ging af. De schrik sloeg B. om het hart nadat hij terugkeerde in de woonkamer. Alles stond in lichterlaaie en hij kon niet vluchten via de deur van zijn appartement. B. besloot om uit het raam naar beneden te springen. Door de val raakte B. zwaargewond, hij brak onder meer beide enkels en zijn heup op drie plaatsen. Een ambulanceverpleegkundige trof een aansteker aan in de gebalde vuist van B.
B. werd na zijn herstel aangehouden door de politie en vastgezet. Na zo’n negentig dagen schorste de rechtbank zijn voorlopige hechtenis op voorwaarde dat B. werd opgenomen in een instelling. Ook moest hij zich aan strenge voorwaarden houden. Vandaag liet B. de rechters weten dat het goed met hem gaat. Hij is blij dat hij hulp krijgt, heeft het drugsgebruik afgezworen en werkt met veel plezier op een zorgboerderij. De rechter vraagt hem of hij nog steeds een relatie heeft. “Nee,” antwoordt B. resoluut. “Ik heb een ander telefoonnummer en wil geen contact meer met verslaafden. Ik probeer nu nieuwe vrienden te maken. Vrienden die positief in het leven staan.”
B. is bezig om een herstelcafé op te zetten. “Het is voor ex-verslaafden en het is met een positieve insteek,” legt B. uit aan de voorzitter. Hij doet dit samen met een ervaringsdeskundige. B. houdt zich bezig met de organisatie en verleent hand- en spandiensten tijdens de meetings. De voorzitter van de rechtbank vindt het een behoorlijke ommezwaai. “Dat klopt, eerder begreep ik nooit wat mensen bedoelden als ze het over ‘rock-bottom’ hadden,” zegt B. “Nu wel, dit was echt mijn dieptepunt. Ik heb er spijt van dat het zo is gelopen en wil het liefst voortzetten waar ik nu mee bezig ben.”
Dat wil de officier van justitie ook. De magistraat wil de behandeling van B. zo min mogelijk verstoren. “Het gaat desondanks wel om een strafbaar feit en daar hoort een afstraffing bij.” Het OM eist een gevangenisstraf van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaar en het handhaven van alle voorwaarden die nu al gelden voor B. Hij vraagt de rechtbank om de dagen dat B. in voorarrest zat op te leggen als onvoorwaardelijke celstraf.
Meester Poppe, de advocaat van B., heeft weinig woorden nodig voor zijn pleidooi. Hij sluit zich aan bij de strafeis. Als B. het laatste woord krijgt laat hij weten dat hij deze straf prima vindt. “Ik ben blij dat mijn behandeling door kan gaan. De voorwaarden en proeftijd zijn voor mij een goede stok achter de deur.”
De uitspraak volgt over veertien dagen.