Jonge boer (18) krijgt werkstraf voor brandstichting tijdens boerenprotest in Zwolle

|   Laatste wijziging

Boerenprotest bij knooppunt Hattemerbroek op 27 juni 2022
Foto: Peter Denekamp

Zwolle – Een 18-jarige man uit Grafhorst is vrijdag veroordeeld tot een taakstraf van zestig uur. Hij stak op 27 juni, tijdens de boerenprotesten, een strobaal in brand op het verkeersplein bij de IJsselallee en de afrit Zwolle-Zuid. Hij deed dit op een moment dat de boerenprotesten steeds grimmiger werden. De rechter neemt hem dat zeer kwalijk.

Op 27 juni blokkeren boeren met tractoren en strobalen de A28 nabij het knooppunt Hattemerbroek. Lange files zijn het gevolg. Jan-Willem B. en zijn broer besluiten om naar het protest te gaan. De broer heeft net als de ouders van B. een boerderij. Jan-Willem B. heeft een andere baan maar in zijn vrije tijd is hij druk op de boerderijen van zijn familie. “Ik wilde gewoon trekkers kijken,” zegt hij tegen de politierechter. “Maar ik was er ook voor mijn toekomst.”

De rechter houdt hem voor dat een hooibaal in brand steken niets te maken heeft met het kijken naar de boerenprotesten. De rechter wil van B. weten wat hem bezielde om, ondanks de maatschappelijke onrust, een strobaal in brand te steken. “Het is er niet van gekomen,” verklaart Jan-Willem B.. “Ik liep langs een hooibaaltje en kreeg toen een duw in de rug van mijn broer. Daarna zijn we doorgelopen.”

Bij het verkeersplein zien twee agenten vanuit hun surveillanceauto iets anders. In het proces-verbaal schrijven ze dat ze B. naar een strobaal zien lopen. Hij bukt zich voorover en in de rechterhand van B. zien ze iets vonken. Als het stro in brand staat stappen de agenten uit. Een agent houdt B. aan, in de rechterhand heeft B. een aansteker. De andere agent trapt het brandje uit. B. bekent gelijk dat hij de brandstichter is. Later tijdens zijn verhoor op het politiebureau herhaalt hij de bekentenis. “Ik snap niet van mezelf dat ik dat deed. Ik was er met mijn kop niet bij.”

De politierechter zet vraagtekens bij de uitleg van B. in de rechtszaal. Ze legt B. uit dat de agenten een ambtsmisdrijf plegen als ze zomaar wat opschrijven in een proces-verbaal. B. kan ook niet verklaren waarom de agenten het zo hebben opgeschreven. Hij blijft de brandstichting ontkennen. Volgens hem was het hooguit een poging tot brandstichting, die op tijd verhinderd werd door het ingrijpen van zijn broer. De officier van justitie twijfelt geen seconde aan de waarnemingen van de agenten.

“Veel mensen ergerden zich groen en geel aan de boerenprotesten. U ging trekkers kijken op een plek waar u helemaal niet mag komen. U stond ook in een grote groep en er werd zwaar vuurwerk afgestoken,” zegt de aanklager. De brandstichting acht hij bewezen. Het levert dan ook een flinke strafeis op, zestig uur werkstraf. De advocaat van B. betoogt dat het bij een poging tot brandstichting is gebleven. Hij vraagt de rechter om een voorwaardelijk taakstraf op te leggen als ze toch tot een een bewezenverklaring komt.

Die bewezenverklaring komt enkele minuten later als de politierechter begint met de uitspraak. “Er is wettig en overtuigend bewijs. Agenten zien het gebeuren. Een agent gaat met u aan de gang en de ander weet de brand te doven. Dat had u niet moeten doen.” De rechter neemt het B. kwalijk dat hij het stro in brand stak op een moment dat er grote spanningen in de samenleving waren. “Veel mensen hebben zich ongelofelijk gestoord aan het optreden van de boeren.”

Van een voorwaardelijke werkstraf wil de rechter niets weten. Zij vindt dat B. bewust het risico genomen heeft dat de berm in brand vloog. “Het is een serieuze actie waarbij grote inzet van politie nodig was. Dit had ook kunnen zorgen voor inzet van de brandweer. Een voorwaardelijke straf is dan niet aan de orde.” B. krijgt een taakstraf van zestig uur opgelegd.

Gerelateerde Berichten

(Automatisch gegenereerd)