Zwolle – Twee agenten weten niet wat ze overkomt als ze op 4 juni naar een melding worden gestuurd op de Blaloweg. Een man en een vrouw zouden daar ruzie hebben. De agenten halen de kemphanen uit elkaar.
De ene agent neemt de vrouw apart en gaat met haar in gesprek. De andere agent doet hetzelfde, hij wil van Mohamad N. (19) uit Kampen horen wat er aan de hand is. De Kampenaar begint de politieman te bedreigen, verzet zich tegen zijn aanhouding en deelt meerdere kopstoten uit aan de politiewagen. Vrijdag moest N. zich verantwoorden bij de politierechter.
Veel verantwoording kan Mohamad N. niet afleggen voor zijn daden. “Ik weet het niet meer, ik was een beetje dronken,” verklaart hij in de rechtbank. De Kampenaar had die avond acht tot twaalf glazen whiskey achter de kiezen en hij had een joint gerookt. De rechter duikt in haar dossier. De beide agenten hebben het voorval in geuren en kleuren beschreven. Zodra een agent N. aanspreekt zegt de Kampenaar dat hij een mes en vuurwapen bij zich heeft. “Ik ga jou doodmaken. Als je mij niet doodmaakt, dan maak ik jou eerst dood,” schreeuwt N. tegen de agent. De politieman besluit dan de dronken Kampenaar aan te houden.
De agente die met de vrouw praat wordt vervolgens door N. bespuugd. Hij verzet zich ook stevig tegen zijn aanhouding. Als de agenten hem achterin de politieauto proberen te krijgen loopt het verder uit de hand. De geboeide Kampenaar beukt met zijn hoofd meerdere keren in op de surveillancewagen. De politierechter bekijkt de foto’s van het beschadigde politievoertuig. “Ik zie een dikke deuk en er zit bloed op. U heeft zich zelf waarschijnlijk ook flink verwondt,” stelt de politierechter. “Dat weet ik ook niet meer,” is het antwoord van N.
De politie wil dat N. de schade gaat vergoeden, een bedrag van om en nabij de duizend euro. N. zegt dat hij het misschien wel wil betalen maar dat hij met andere dingen bezig is. Daarna neemt de officier van justitie het vragenvuur over. Zij wil weten of N. nog steeds drinkt. “Ik heb geen vaste tijd meer om te drinken,” zegt N. De officier reageert hierop met grote verbazing. Als ze N. voorhoudt dat hij die avond erg veel gedronken had lacht N.
De officier laat merken dat ze hier niet van gecharmeerd is. Ze vraagt N. of hij een taakstraf kan uitvoeren. De Kampenaar heeft er zijn bedenkingen bij. Hij zegt dat het op zich wel kan maar het moet een beetje te combineren zijn met zijn dagelijks leven. “Een taakstraf is een straf, geen kado,” is de reactie van de officier. “U heeft drie strafbare feiten gepleegd en ik vind dat u zich heel asociaal en respectloos heeft gedragen.” Ze eist een werkstraf van veertig uur en ze vindt dat N. de schade aan het politievoertuig geheel moet vergoeden.
De politierechter vraagt N. wat hij van de eis vindt. “Ik vind een taakstraf wel goed hoor maar de schade is te veel. Dat is toch gewoon verzekerd,” aldus N. De rechter sluit vervolgens het onderzoek en doet direct uitspraak. Ze acht alle feiten bewezen en voegt eraan toe dat ze het nare feiten vindt. “U was ook nog eens onder invloed en u weet niet eens meer wat u gedaan heeft.” Ze veroordeelt de jonge Kampenaar tot een werkstraf van veertig uur en hij moet de schade aan de politiewagen vergoeden.