Zinloos geweld na Straatfestival: Jonge Zwollenaren krijgen forse straffen en moeten meer dan 10.000 euro aftikken

Ter illustratie
Foto: Peter Denekamp

De politierechter heeft vrijdag flinke straffen opgelegd aan twee jonge Zwollenaren, B. (21) en P. (23). Het tweetal mishandelde vorig jaar na afloop van het Straatfestival een man in de binnenstad. Het duo kreeg taakstraffen opgelegd, daarnaast moet B. een dag doorbrengen in de gevangenis. Bovendien moeten de Zwollenaren meer dan 10.000 euro aan het slachtoffer betalen.

In de nacht van 19 op 20 augustus 2022 gaat het goed mis in de Samuel Hirschstraat. Er ontstaat een opstootje tussen meerdere mannen, ze verkeren allen onder invloed van alcohol. Er wordt gescholden, geduwd en getrokken. Er vallen ook klappen en als het slachtoffer met zijn rug tegen een muur staat, wordt hij hard tegen zijn been geschopt. Een gebroken enkel is het gevolg, artsen van Isala omschrijven het als een hele nare breuk waarbij de botten uit elkaar staan. Het slachtoffer moet worden geopereerd en enkele dagen in het ziekenhuis blijven.

Kipkluifjes gooien

De lezingen van de kemphanen verschillen als de politierechter een beeld probeert te vormen wat er die nacht gebeurd is. Volgens B. begon de ruzie bij de FEBO op de Grote Markt. Het slachtoffer of zijn vriend zou kipkluifjes hebben gegooid naar een man die met B. en P. op stap was. Het blijft bij wat woorden over en weer. Even later komen de mannen elkaar weer tegen en het conflict laait op. B. erkent dat hij het slachtoffer een klap heeft gegeven, maar ontkent stellig te hebben geschopt. P. verklaart dat hij om de hoek stond en slechts het schelden hoorde. De stoppen slaan bij hem door als het slachtoffer roept: “Ga toch weg kankermongool.” De Zwollenaar heeft nare ervaringen met de ziekte. “Ik kan er niet goed tegen als mensen schelden met kanker,” zegt P. “Ik werd boos en heb een klap gegeven.” Ook P. is stellig dat hij niet geschopt heeft.

Het slachtoffer verklaarde bij de politie dat er helemaal niet is gegooid met kipkluifjes. Hij liep met een vriend over de Nieuwe Markt toen hij drie mannen met flessen zag gooien. De vriend riep het trio toe dat dat gedrag nergens voor nodig is. B. werd toen agressief en gaf hem met gebalde vuist een kaakslag. Kort daarna zou hij tegen de binnenkant van zijn been zijn geschopt. Wie de trap uitdeelde weet hij niet.

De man die bij B. en P. was die nacht legde weer een andere verklaring af bij de politie. Ook twee horecamedewerkers waren getuige van het handgemeen. Zij werden eveneens door de politie gehoord. Onafhankelijk van elkaar verklaren ze dat het B. was die als eerste sloeg. Ook beschrijven ze het uiterlijk van de man die schopte. Een politieagent schrijft in een proces-verbaal dat dit signalement goed bij P. kan passen.

Zinloos uitgaansgeweld

De advocaat van het slachtoffer vertelt de rechter dat haar cliënt geopereerd is aan zijn gebroken enkel. Daarna moest hij wekenlang in het gips en vervolgens revalideren. “Tot op de dag vandaag moet hij nog wekelijks naar de fysio en kan niet lang meer staan.” Het heeft grote gevolgen voor het slachtoffer, die naast zijn werk ook nog voetbaltrainer is. De advocaat noemt het incident een typisch voorbeeld van zinloos uitgaansgeweld, het kipkluifjes-verhaal van B. verwijst ze naar het land der fabelen. Ze hoopt dat de Zwollenaren hun excuses aan willen bieden. “Het is onbegrijpelijk dat ze nooit contact met hun slachtoffer hebben opgenomen,” aldus de raadsvrouw. Het slachtoffer, zelf aanwezig in de rechtszaal, biedt vervolgens zijn excuus aan P. aan. “Ik heb gescholden en dat woord had ik niet moeten gebruiken.” De advocaat wil ook dat de Zwollenaren een schadevergoeding gaan betalen aan het slachtoffer. Onder meer vanwege inkomstenderving komt de vordering uit op 9830 euro.

Voor de officier van de justitie is de hele zaak zo klaar als een klontje. Hij baseert zich op de twee getuigenverklaringen van de mensen die die nacht aan het werk waren. “P. houd ik verantwoordelijk voor de schop tegen het been en B. heeft geslagen.” De magistraat heeft geen goed woord over voor wat er gebeurd is. “Het gaat helemaal nergens over en dat het dan zo uit de hand loopt,” zegt de officier. B. is al eens door de kinderrechter veroordeeld voor openlijk geweld en dan geldt het taakstrafverbod. Het stelt de officier voor een lastige keuze. “Jonge mensen naar de gevangenis sturen vind ik heel bezwaarlijk, maar in de zaak tegen B. zal het er wel van moeten komen.” Het OM wil dat B. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een week krijgt opgelegd met een taakstraf van 100 uur. Tegen P. wordt een werkstraf van 200 uur geëist. Ook wil de officier dat P. de schade gaat vergoeden omdat hij de enkel van het slachtoffer kapot trapte.

Uiteenlopende verklaringen

B. wordt bijgestaan door advocaat Roel van Faassen. De advocaat wijst de rechter erop dat de verklaringen van P. en B., het slachtoffer en de getuigen nogal uiteenlopen. “Er is veel verwarring over wat er gebeurd is.” Ook vindt de advocaat dat er geen sprake is van openlijk geweld. “Ik zie het meer als een mishandeling en solo-actie.” Als de rechter het ook zo ziet, dan zou het B. vrijpleiten. De advocaat maakt tevens zijn ongenoegen kenbaar over het taakstrafverbod. “De eis van de officier tegen mijn cliënt liegt er niet om en het is vreemd dat de wetgever zich bemoeit met het werk van de rechter.” Hij verzoekt de politierechter, als het toch tot een straf voor B. komt, creatief te zijn door een onvoorwaardelijke celstraf van een dag op te leggen en de rest voorwaardelijk.

De rechter schorst de zitting voor een kwartier om na te denken over zijn uitspraak. Hij komt uiteindelijk tot de conclusie dat beide Zwollenaren zich schuldig hebben gemaakt aan openlijk geweld. Net als de officier hecht hij de meeste waarde aan de verklaring van de mensen die nuchter waren, de twee horecamedewerkers. “U bent de aanstichter geweest waardoor het omsloeg naar openlijk geweld,” zegt de magistraat tegen B. Dan kijkt hij naar P. en zegt: “Het kan niet anders zijn dat u heeft geschopt, dus openlijk geweld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.”

Schadegeld betalen

B. krijgt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een dag opgelegd en een voorwaardelijke celstraf van 14 dagen. Dit met een proeftijd van 3 jaar. Ook krijgt B. een taakstraf van 100 uur. P. moet het doen met voorwaardelijke celstraf van twee weken met een proeftijd van 2 jaar. Ook hij zal moeten werken, een taakstraf van 150 uur. Beide mannen moeten schadegeld betalen aan het slachtoffer. B. zal 500 euro moeten aftikken en P. 9830 euro. “Ik besef dat het slachtoffer meer krijgt dan gevorderd,” zegt de rechter. “En dat vind ik volkomen terecht.”

Bij het verlaten van de rechtszaal biedt B. zijn excuses aan het slachtoffer aan. Het openbaar ministerie en de twee Zwollenaren hebben 14 dagen de tijd om in hoger beroep te gaan.

Foto 1
Ter illustratie - Foto: Peter Denekamp
Ter illustratie
Foto: Peter Denekamp