Een jaar of veertig geleden kwam ik met grote regelmaat op camping ‘De Vechtstreek’ in Hardenberg, tegenwoordig beter bekend als de Sprookjescamping.
Reden we ernaartoe, hadden we bij voortduring de rivier de Vecht aan onze rechterhand. Onlangs reden mijn vrouw en ik door zowel Dalfsen als Ommen en ik realiseerde me dat die plaatsten, hoe zeg ik het, trots zijn op die Vecht, hún Vecht. Komen we uit het noorden van het land, rijden we bij Berkum via de Vechtbrug over die Vecht. En wat zegt ons dat? Weinig tot niets, zeg ik op gevoel.
Wij Zwollenaren pretenderen aan de IJssel te liggen. Ooit moest de Willemsvaart en later het Zwolle-IJsselkanaal gegraven worden om contact met die IJssel te maken. Dat is een beetje te vergelijken met de combinatie Noordzeekanaal en Amsterdam. Die stad ligt door dat kanaal echt niet aan de Noordzee.
Maar om eens wat te noemen, we hebben een grote, brede IJsselallee, en een heel bescheiden Vechtstraat. Er is een IJsselacademie, geen Vechtschool, hooguit een sportschool waar je de vechtsport kunt beoefenen. We hebben dan nog wel de Vechterweerdstraat en de Vechtlanden, waar dan weer IJsselheem, de IJsselbiënale, de IJsselhallen en de IJsselcentrale tegenover staan.
Hoewel, die laatste twee hebben hun langste tijd als glorierijk stadsobject wel gehad, denk ik. Maar misschien is het allemaal puur een gevoelskwestie bij mij. Ontegenzeggelijk is ‘onze’ IJssel een van de mooiste rivieren van Nederland, maar echt belangrijk? De IJssel wordt niet bedoeld als men de uitdrukking “beneden de grote rivieren” gebruikt, dat zegt toch wel iets van het formaat.
Terwijl ik dit opschrijf, realiseer ik me, opnieuw maar wel aan de late kant dat Zwolle sinds de samenvoeging met Zwollerkerspel echt aan de Vecht ligt en ook aan die IJssel. Daarom wordt het vandaag maar een kort verhaaltje. Om terug te gaan naar het begin, de Vecht levert mij een streek vandaag.