Dat apothekersassistentes hebben gestaakt omdat ze hetzelfde willen verdienen als hun collega’s in de ziekenhuizen, daar zit wel logica in. Ik zag dat het verschil kan oplopen tot wel 700 euro. Hieraan ligt ten grondslag dat de apothekers hun medewerkers moeten betalen vanuit de vergoeding die de verzekeraars betalen, terwijl in de ziekenhuisapotheken de cao Ziekenhuizen geldt.
Mij lijkt het toe dat intussen de verzekeraars ietwat te veel bepalen hoe de geldstromen, opgebouwd uit onze premies, verdeeld worden. Mij is bijvoorbeeld gebleken dat m’n medicijnen nogal eens van merk wisselen, omdat de verzekeraar enkel een goedkopere versie wil vergoeden. Het iets duurdere middel, dat ik al jaren gebruikte, is trouwens nog wel te krijgen. Dat laatste kan ook heel anders.
Want in mijn vertrouwde Stentor las ik: “Sanne móét puffer hebben, maar apotheek zat zonder.” Sanne lijdt aan astma, maar haar pufje is niet meer te krijgen. Fabrikanten zijn er om onbekende redenen mee gestopt. ’t Zal wel niet lonend genoeg zijn, zo vermoed ik. Een verzekeringskwestie? Hoe kan dat?
Iets anders. ’t Was in het journaal van 8 uur, ergens in de vorige week. Het ging over het ‘vapen’. Op de website van de Jellinek-kliniek, de kliniek die mensen helpt bij een verslaving, las ik daarover het volgende en ik citeer: “Een e-sigaret, of vape, is een klein apparaatje dat een vloeistof verhit tot damp. Het wordt soms gebruikt als alternatief voor het roken van tabak of als hulpmiddel om te stoppen met roken. Bij vapen, of dampen, wordt geen tabak verbrand, maar iemand kan via de damp toch nicotine binnenkrijgen.” Einde citaat.
Het werd op de markt gebracht als een “veilige en minder ongezonde” manier van roken. Een te vertrouwen vervanger voor de gewone nicotine bevattende sigaret. Het nieuws in het journaal was dat de tijd ons heeft geleerd dat het misschien nog wel schadelijker is dan dat we ooit gedacht, dan wel gehoopt hadden. Ook dat veel jongelui een vape gebruiken, meer dan vroeger de sigaret. Dat terwijl er een minimumleeftijd voor geldt.
Schrikbarend vond ik het verhaal van heel jonge jongens en meiden dat ze het voor hen verboden spul “nu gewoon bij mijn dealer” kopen. Van schaamte was in het geheel geen sprake. Ik stel in deze column de vraag daarom voor de tweede maal: Hoe kan dat?
Hoe kan het dat iets hoog noodzakelijks niet te krijgen is, terwijl iets dat verboden is als broodjes over de illegale toonbank gaan?