Mijn basisschool was nog een lagere school, die volgde op de kleuterschool. Het hele schoolgebouw bestond uit zeven lokalen, een piepklein kantoortje en een stuk of wat toiletten. Het personeelsbestand was zegge en schrijve acht personen groot. Twee juffen, vijf meesters en één conciërge.
De klassen waren, voor de huidige begrippen, overvol want er was nog geen rekening gehouden met de na-oorlogse babyboom. Vormen van speciaal onderwijs waren er nog niet, dus zaten kinderen die wat extra aandacht nodig hadden – nu worden ze kinderen met een rugzakje genoemd – gewoon tussen de andere kinderen in. Niemand vond dat raar.
Iedere leerling werd gekend, de leerkrachten werden door de ouders gekend, en van een Citotoets was geen sprake. In overleg met de ouders werd een keuze gemaakt welke vorm van vervolgonderwijs het beste was.
Toen ging ik over naar het vervolgonderwijs en moest ik ineens, in plaats van zeven minuten lopen, twintig minuten fietsen om in de Veerallee dat beoogde onderwijs te krijgen. Het was ook het moment dat die school van achthonderd leerlingen ging groeien naar twaalfhonderd pupillen en later is opgegaan in een nog veel grotere scholengemeenschap. Of dat groeien zaligmakend is? Ik heb er zo mijn twijfels over.
Als ik, bijvoorbeeld, naar het Deltion College kijk met de cijfers zijn van 2022 – 17.000 studenten die gebruikmaken van 225 vormen van onderwijs – griezelt het me toe. Ik woon in Zwolle, ik schrijf deze column op Ameland, twee plekken die net zo verschillend zijn als mijn lagere school en die scholengemeenschap. Voorbeeldje? Hier op het eiland is haast hebben niet aan de orde. Hoe anders is dat in het Zwolse.
Via de digitale Stentor vernam ik dat de inspectie niet tevreden is over de zogeheten Lassus Campus. Het grote nieuwe onderwijsinstituut waar naast drie andere onderwijsafdelingen de middelbare school Van der Capellen een plek heeft gevonden. De inspectie keek voornamelijk naar het leerlingenvolgsysteem.
Ik vermoed dat er op mijn lagere school helemaal geen volgsysteem was. Dat ging allemaal vanzelf. Nu moet, vast met de moderne hulpmiddelen, iedere scholier dan wel student in de gaten gehouden worden. Tel daarbij op de druk die de jongelui ervaren door alle toetsen en examenweken, dan is het niet verwonderlijk dat zij overspannen raken.
Je zou toch denken dat bij zo’n groot bouwplan, waar veel voorbereidingen mee gemoeid waren, de leerling centraal stond. De berichten geven iets anders aan.
Kortom, een 6-?