In Hattem zijn donderdag tien mannen herdacht die in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter werden geëxecuteerd op de oever van de IJssel. Onder de slachtoffers van de oorlogsgruwelen bevonden zich die dag onder meer een parachutist van het SAS (First Belgian Parachute Squadron Special Air Service), een Zwollenaar en een Kampenaar. De plechtigheid werd bijgewoond door burgemeester Marleen Sanderse en vertegenwoordigers van het SAS.
Op 10 april 1945 werden in de gevangenis in Zwolle lukraak tien verzetsmensen en militairen geselecteerd. Ze werden afgevoerd naar de IJsseloever aan de Hattemse zijde bij het Katerveer. Daar werden ze door een Duits SD Einsatzkommando geëxecuteerd. Jean Lamarche, een van de Belgen, liet zich in de rivier vallen nadat de kogel door zijn lichaam ging zonder fatale schade aan te richten. Hij dook onder water en verstopte zich verderop. Hij overleefde als enige de executie.
Zwollenaar Egbert Jan Jacob aan het Rot (25) had minder geluk. Hij was lid van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Aan het Rot ligt begraven op begraafplaats Kranenburg en werd postuum onderscheiden met het Verzetsherdenkingskruis. Ook Asse Nijboer (25) uit Kampen kwam om het leven. De tuinder was lid van een verzetsgroep. Hij is begraven in Wilsum.
Raymond André Holvoet (21) uit België was sergeant en parachutist bij de SAS. Ook hij overleefde het vuurpeloton niet, net als Sipke Jacob Baarsma (24) uit Dalfsen, Bram Fros (39) uit Den Haag, Aaldert Geerts (24) uit Olst, Philip Willem Pander (41) uit Wassenaar, Folkert Wierda (55) uit Woudsend en Florimont Beke (16). De Belgische puber was een SS-deserteur. Zijn naam staat niet bij de andere namen op het oorlogsmonument aan de Geldersedijk in Hattem.
