Echte tijgers vind je natuurlijk niet in het Westerveldse Bos, maar wel tijgerspinnen of wespspinnen. De naam heeft louter te maken met het uiterlijk; de spin kan niet steken en de beet is ongevaarlijk voor mensen.
De tijgerspin werd in de jaren tachtig voor het eerst in Nederland aangetroffen. Pas de laatste jaren is de soort met een stevige opmars bezig in Nederland en de rest van Europa. Hij wordt aangetroffen in graslanden die zelden gemaaid worden, maar ook in heidevelden, en daarvan is genoeg te vinden in het Westerveldse Bos, waar ook alle foto’s zijn gemaakt.
Uiterlijk
De naam tijgerspin is vooral te danken aan het uiterlijk van het relatief zeer grote vrouwtje, met een omvang van wel twee centimeter. Ze heeft een zwart achterlijf met heldere gele, witte en grillige diepzwarte banden. Vooral vlak voor het afzetten van de eitjes is het achterlijf sterk opgezwollen. De buikzijde van het achterlijf heeft twee gele strepen in de lengterichting. Mannetjes zijn dofbruin en veel kleiner, ze worden maximaal vijf millimeter. Vanwege hun geringe grootte worden de mannetjes maar zelden opgemerkt.
Voortplanting
Mannetjes hebben twee genitaliën. Zij kunnen maximaal twee vrouwtjes bevruchten, omdat bij een paring een van de twee genitaliën in het vrouwtje achterblijft. Meestal blijft het echter bij één paring, want de vrouwtjes vinden de mannen letterlijk om op te vreten.
Na de paring maakt het vrouwtje een cocon zo groot als een golfbal, die bruin van kleur is en honderden eieren bevat. Deze cocon wordt door haar goed bewaakt tot het moment dat ze in het najaar sterft. Een maand nadat de cocon gesponnen is komen de jonge spinnetjes uit het ei, maar ze verlaten de cocon pas in maart van het volgende jaar. Deze jongen maken bij de verspreiding gebruik van ‘ballooning’, het zweven aan lange draden, waarbij ze grote afstanden kunnen afleggen. Op die manier hebben ze Engeland waarschijnlijk bereikt en in ieder geval ook het eiland Texel.
Web
De tijgerspin hangt altijd ondersteboven in het wielweb, dat te herkennen is aan de twee extra zigzag-matjes die straalsgewijs vanuit het centrum zijn aangebracht. Deze worden het stabiliment genoemd. De exacte functie hiervan is niet precies bekend. Het web hangt altijd laag in het gras.
De tijgerspin vangt in het web vooral springende en laagvliegende prooien zoals sprinkhanen, libellen, kevers en cicaden die tussen de grassen leven.