In mijn jeugd hoorde ik zelden de klok luiden. Gelukkig weet ik nu waar de klepel hangt, maar daar hoort een geheel ander verhaal bij. De kerk waar we als kinderen mee naartoe werden genomen, de Oosterkerk aan de Bagijnesingel, had toentertijd wel z’n toren, maar daar hing geen klok in.
Soms logeerde ik bij mijn oma en opa in Bolsward, die vlak bij het prachtige stadhuis woonden. Dat stadhuis had meer dan een klok, een heel klokkenspel dat ons als logés vaak uit de slaap hield. Mijn zusjes kregen er, als ze er al logeerden, steevast heimwee van en vaders moest ze dan gaan halen, zo rond de klok van negen of tien uur ’s avonds.
Toen ikzelf verhuisde naar de Thomas a Kempisstraat, ter hoogte van de Bisschop Willebrandlaan, werd ik ’s zondagmorgens nogal eens gewekt door de klok van de, toen nog bestaande, rooms-katholieke Michaëlkerk. Ik ergerde me er wel eens aan, niet vanwege het roomse, maar de zondag was voor mij heel vaak de enige dag in de week dat er uitgeslapen kon worden. Sindsdien kijk ik, eerlijk gezegd, wel een beetje anders tegen overlast door religieuze instellingen aan.
Eigenlijk moeten we als Nederlanders onze mond houden als we bijvoorbeeld klagen over geluiden vanaf minaretten van moskeeën. Zoiets speelt of speelde ook in Zwolle. Evenzo moeten we opletten iets te zeggen over kledingvoorschriften op religieuze gronden. Tijdens mijn vele bezoekjes aan Katwijk bijvoorbeeld, herkende ik, zonder moeite, de Katwijkers die lid zijn van een orthodoxe geloofsgemeenschap aan hun kleding.
Er is natuurlijk wel een verschil tussen kleding en geluid. Van het dragen van specifieke kleding door anderen, heb ik nooit wakker gelegen, zelfs niet in de symbolische betekenis.
Ik weet niet hoe de mensen die nu in de buurt van die Oosterkerk wonen erover denken. Ooit werd de Andreaskerk, aan de Geert Grootestraat, verkocht aan het Leger des Heils. De torenklok bleef kerkelijk eigendom en mede dankzij ene dominee Jac. van der Wal, werd die klok opgehangen in de toren van de Oosterkerk aan de Bagijnesingel.
Volgens mij past z’n geluid niet bij die daarvoor veel te grote toren. Als ik de toren hoor klingelen moet ik meestal denken aan een liedje van een kinderkoor uit de jaren vijftig: ‘Het Angelus klept in de verte’. Kortom, het klinkt wat sullig. Om het netjes te formuleren.