In 1974 startte de bouw van woningbouwproject Onder de Bogen. Het ontwerp hiervoor kwam van architectenbureau Aldo van Eyck en Theo Bosch, in samenwerking met een werkgroep van ‘Vrienden van de stadskern’. Er werden 75 woningen en 21 bedrijfsruimten gerealiseerd. De visie achter dit plan was om het wonen in de binnenstad weer mogelijk te maken.
In 1970 kreeg het architectenbureau van de gemeente Zwolle de opdracht om een stedenbouwkundige studie te maken voor het gebied tussen de Melkmarkt, Roggestraat, Vispoortenplas, Buitenkant en Rodetorenplein. Van Eyck en Bosch namen de opdracht aan op voorwaarde dat de sloopwerkzaamheden in dat gebied zouden worden gestaakt. Ook moesten de plannen voor de aanleg van een vierbaansweg door het centrum op zijn minst ter discussie worden gesteld. Aan deze voorwaarden werd voor een groot deel gehoor gegeven.
Het project kreeg officieel de erkenning van experimenteel woningbouwproject. Dit leverde extra financiële bijdragen van het Rijk op. Toen de gemeenteraad zijn goedkeuring moest geven over het plan, konden ze niet anders dan instemmen. De raad werd pas op de hoogte gebracht toen de plannen al vergevorderd waren. Theo Bosch was niet blij met het predicaat ‘experimenteel’. Volgens hem zouden soortgelijke bouwplannen in binnensteden geen uitzondering moeten zijn.
Wonen prioriteit
De ontwerpers van het plan vonden dat de woonfunctie van de binnensteden weer het belangrijkst moest worden. Voor het behoud van de binnensteden waren woningen noodzakelijk. Deze visie week af van de ontwikkelingen in de voorgaande jaren, waar juist woningen afgebroken werden, om in de buitenwijken weer gebouwd te worden.
In het plan van Van Eyck en consorten werd het oude stratenpatroon min of meer hersteld. De indeling van de huizen werd heel divers. Het uiterlijk van de woningen met bakstenen gevels sloot aan bij de historische pakhuisgevels. Het plan, gebouwd volgens de twintigste-eeuwse architectuur, paste heel goed in de restanten van de al eeuwen bestaande omgeving.
Niet alles gerealiseerd
Niet alle ideeën van Van Eyck werden gerealiseerd. Het was de bedoeling dat de oorspronkelijke bewoners de woningen zouden kunnen huren. De bedrijfsruimtes werden te koop aangeboden. De woningen werden premiekoopwoningen. De gevarieerde bewonerssamenstelling, zoals de ontwerpers voor ogen hadden, is er niet gekomen. De woningen werden hoofdzakelijk door een- en tweepersoonshuishoudens gekocht. Senioren en gezinnen met kinderen, voor wie wel huizen binnen het project ontworpen waren, zijn er nauwelijks gaan wonen.
Uit een onderzoek uit 1980 bleek dat de bewoners tevreden waren met hun woning. Het dicht op elkaar wonen bevorderde de gemeenschapszin. De gezamenlijke binnentuin, de bedrijfsruimten en de indeling van de woningen werden als positief ervaren.