Begin jaren zeventig van de vorige eeuw leek het of een tornado had huisgehouden rond de Broerenkerk op het Eiland. Door de kaalslag kwam er ruimte voor een enorm parkeerterrein en een nieuw winkelcentrum. De bedrijvigheid en levendigheid van de oude volksbuurt rond de kerk waren in voorgaande jaren zoetjesaan verdwenen.
Vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw werden diverse plannen gelanceerd om Zwolle uit het economisch slop te halen. Uiteindelijk kon het bestemmingsplan voor de binnenstad, opgesteld door stedenbouwkundig bureau Van Embden, de goedkeuring van de gemeente wegdragen.
Met de auto naar de binnenstad
Het planologisch denken uit de jaren zestig ging uit van een enorme bevolkingsgroei en toenemend autogebruik. Om het stadscentrum met winkels en bedrijven goed bereikbaar te maken plande men brede vierbaans autowegen, zodat het groeiend aantal auto’s vanuit de buitenwijken makkelijk de binnenstad zou kunnen bereiken. Dit gedachtegoed komt tot uiting in dit bestemmingsplan.
In 1961 werd Van Embdens Ontwerp Stadsplan met als credo ‘ruim baan voor de auto in de binnenstad’ ter discussie gesteld. Van Embden had zo zijn ideeën over stadsontwikkeling, ingegeven door de toen heersende tijdgeest. Volgens hem hadden steden de keuze tussen een snelle reorganisatie of een nog snellere ondergang.
Weg met ‘oude rommel’
“Een gemeenschap kon zich het voortbestaan van vervallen krottenbuurten in het hart harer nederzettingen niet permitteren, omdat de daaruit voortvloeiende materiële en sociale lasten te groot waren.” Van Embden vond het jammer dat de tijd van het genadeloos opruimen van ‘oude rommel’ voorbij was.
In de loop van de jaren vijftig en zestig waren al veel, vaak verpauperde huizen op het Eiland onder de slopershamer gevallen. De bewoners verhuisden naar de nieuwe Zwolse buitenwijken. Ook de Michaëlskerk aan de Roggenstraat werd afgebroken. Dit allemaal om de geplande verkeersstromen over het Eiland en de bouw van een nieuw winkelcentrum mogelijk te maken.
Het tij keert
In 1969 werd burgemeester Drijber aangesteld. Drijber was zich bewust van de cultuurhistorische waarde van binnensteden. Onder zijn bewind kwam er een binnenstadscommissie. ‘Vrienden van de Stadskern’ konden hun visie toelichten. De rest van de sloopplannen ging van de baan. De restanten van de stadsmuren en torens werden gerestaureerd of herbouwd. Geplande brede autowegen door het centrum, waarvoor nog veel meer gesloopt had moeten worden, kwamen er niet.