’t Is mooi geworden. Het wijkje dat gebouwd is op de plek waar voorheen het ziekenhuis De Weezenlanden heeft gestaan. Toch mis ik het ziekenhuis nog bijna dagelijks. ’t Zal komen doordat ik er zo’n twintig jaar met veel genoegen heb mogen werken.
Er wordt me wel eens gevraagd hoe ik daar zo terecht ben gekomen. Het is gewoon een gevalletje van het een komt het ander. Een goede kennis vroeg me ooit of ik er over wilde denken vrijwilliger te worden in het verpleeghuis van De Weezenlanden. Om exacter te zijn, vrijwillig chauffeur op hun rolstoelbus. Aangezien ik niet vies ben van autorijden en graag in contact kom met mensen, was het ja-zeggen in dit geval niet moeilijk.
Toen ik dat het poosje deed werd me gevraagd of ik niet wilde komen werken in het ziekenhuis en zo schreef ik mijn eigen geschiedenis.
Het meeste chauffeurswerk bestond uit het halen en thuisbrengen van cliënten van de afdeling dagbehandeling. Er waren gasten bij die zeiden: “Breng mij maar als laatste thuis.” Voor hen was het ritje een beetje als een uitje. Zeker in deze tijd van het jaar, met versierde winkelstraten, heb ik vaak met omwegen de routes gereden.
Even terzijde, indirect heb ik via die dagbehandeling mijn vrouw ook leren kennen. Dus ik heb er meer aan te danken dan alleen een nieuwe werkkring. Reden voor dit advies: “Ga vrijwilligerswerk doen, het brengt meer dan je verwacht!”
Terug naar het chauffeuren van de rolstoelbus. Ik werd ook vaak gevraagd ’s avonds of in de weekenden bewoners van het verpleeghuis te vervoeren voor een familiebezoek. Meestal voor een bezoek van een aantal uren, waarna men weer werd opgehaald en teruggebracht naar het verpleeghuis.
Vaste prik was een meneer die ik regelmatig naar z’n vrouw en kinderen bracht. Bij het weer ophalen riep hij bijna altijd, omdat hij hoge nood had en erbij geholpen moest worden door een verpleegkundige: “Brrroederrrrr, Brrroederrrrr, gas d’r op, ik ‘ol ‘et niet meer!”
Een paar keer bracht ik een mevrouw naar haar kinderen op de boerderij waar zij ook had geleefd, in de buurt van Ommen. Daarbij passeerden we de, met een groot naambord aangegeven, seksclub Surprise. Steevast zei ze op dat moment: “Kiek, de eerdappelhandel!”
Als we er nu langs rijden, een kleine dertig jaar later, citeer ik haar geheel automatisch en mis ook dat werk nog steeds een beetje.