Mijn ouders hebben ons, hun kinderen, al vroeg meegenomen naar Ameland. Het was voor mijn vader de ideale plek om zijn sport, het zeevissen, te beoefenen en voor ons moeder was het de plek om lange wandelingen te maken.
De eerste keer kwamen we nogal wat Zwollenaren tegen, hetgeen mijn ouders verbaasde. Later bleek dat mee te vallen. Het eiland was, zeker voor mijn vader, de plek waar hij voor iedereen welhaast onbereikbaar was. Mobiele telefoons bestonden niet, dus wilde je hem bereiken moest dat per brief, of je moest een Amelander kennen met telefoon, die dan ook nog wist waar vaders zich bevond.
De rust en stilte die er vaak op het eiland heerst, heeft ook een psychologisch effect op de Amelanders, zeker die van zo’n vijftig tot zestig jaar geleden. Ze hadden toen het gezegde ‘God heeft de tijd geschapen, over haast heeft hij niet gesproken’ hoog in het vaandel staan. Nog steeds krijg ik het gevoel, direct als ik voet op Amelandse grond zet: Heerlijk, ik heb nu alle tijd.
Toch kunnen Amelanders bloedfanatiek zijn. De reddingsboot van Ameland is heel lang door paarden de zee in getrokken. Ik heb boeren van Ameland met hun paarden daarvoor bezig gezien tijdens een echt noodgeval. Dat ging van dik hout zaagt men planken en er werd geschreeuwd en gevloekt. Dat laatste heb ik toen eens ‘achteruitbidden’ horen noemen.
Een voorbeeld van de rust bij de Amelanders van toen is het verhaal van de plaatselijke aannemer van Hollum. Hij kreeg het verzoek om ergens gewassen grindtegels te gaan brengen. De man kwam aanzetten met een wagen vol tegels en loste die ter plekke. ’t Bleken de verkeerde tegels te zijn. Een dag later kwam een wagen de juiste tegels brengen. De verkeerde hebben er nog een paar maanden gelegen, niemand ergerde zich eraan, want zo was het argument: “Binnenkort hebben we ze hier in de buurt vast nodig”.
Vaak, als ik een poosje op het eiland bivakkeerde, dacht ik zoiets als: Zo rustig als ik me nu gedraag, zo moet ik het ook in Zwolle gaan doen. ’t Wonderbaarlijke is dat je op de terugweg al bij Leeuwarden de haast en de druk gaat voelen. En daarom hoop ik van harte, voor alle Amelandgangers van nu en die van de toekomst, dat er nimmer een weg of dijk naartoe wordt aangelegd.