Mijn oudste zus trouwde in 1969 en kon toen een flat krijgen aan de Palestrinalaan. In de grote flat met uitzicht op het Zwartewater. Ze was daarmee een van de eerste bewoners en het zag er allemaal fris en vriendelijk uit. Nu heeft het gebouw de naam James Last, wel passend in de componistenbuurt.
Vol goede bedoelingen bouwde men toen overal in het land van die grote flatgebouwen, zoals de Bijlmer in Amsterdam, om de grote aantallen woningzoekenden een woning te kunnen bieden. Onder meer de geboortegolf van na de Tweede Wereldoorlog was daar debet aan.
Net zoals bij zovelen, werd het spaargeld zuinigjes verdeeld over de aankopen voor het eerste huis. Meestal een huurhuis, waarvan je hoopte dat je het gauw zou kunnen inruilen voor een rijtjeshuis en, wie weet, wel voor een koophuis.
Veel van de huishoudelijke goederen kreeg je in je verkeringstijd, als je je officieel verloofde en dan natuurlijk op je trouwdag. En om te voorkomen dat je bijvoorbeeld drie of meer peper- en zoutstelletjes zou krijgen, had Brabantia zelfs boekjes met foto’s van hun producten ontwikkeld die je kon gebruiken als ‘verlanglijstje’. Aspirant-gevers konden er ‘hun’ cadeautje uitscheuren, waarmee dubbelingen zouden worden voorkomen. Of het hielp? Ik geloofde er niet echt in.
Voor de grotere zaken als meubilair, fornuis, koelkast en wasmachine was gespaard evenals voor een andere grote uitgaaf, de vloerbedekking, waar van alles voor onderzocht werd voordat er werd gekocht. Want lang niet iedereen kon zich een parketvloer of duur ‘Paradetapijt’ veroorloven.
In deze regio werd veelvuldig gebruikgemaakt van ’tegels uit Genemuiden’, de zogenoemde biezentegels van 30 bij 30 cm, een natuurproduct uit de omgeving. De net geleverde tegels, trouwens in strengen van negen, verspreidden de eerste maanden nog een behoorlijk ‘natuurlijke geur’, een menggeur van gras en hooi. Zo herinner ik het mij tenminste.
’t Ergste wat je met die biezentegels kon overkomen, gebeurde bij mijn zus. Onderweg van de keuken naar de kamer, liet ze de pan met gekookte spinazie vallen. Het zoog zich zogezegd in een aantal tegels, als waren die van vloeipapier.
De situatie deed denken aan een kinderliedje dat ons moeder nog wel eens zong en waarvan de eerste regel luidde: “Spinazie, spinazie, wat poept dat kindje groen”.
Kinderen kun je niet vervangen, dat is maar goed ook. Gelukkig kon dat met die tegels wel en snel.