Afgelopen week kwam in het regionale deel van De Stentor de familie Feith ter sprake. Het is aardig om te lezen dat de familie Feith haar best doet om de nagedachtenis aan Rhijnvis in ere te houden.
Voor mij is die Rhijnvis voor altijd bijzonder en verbonden aan de straatnaam in Zwolle, de Rhijnvis Feithlaan. Daarover schreef ik eind 2022 voor een ander medium al eens een column. Ik herhaal deze tekst vandaag graag, in de hoop dat deze straat voor een aantal lezers ook een bijzondere straat gaat worden.
Rhijnvis Feith (1753 – 1824) woonde in de zomermaanden op het buitengoed Boschwijk aan de Heinoseweg en ‘s winters in de binnenstad van Zwolle. Op zijn graf op de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerstraatweg, staat – dit voor de liefhebber – een bijzonder monument.
De Rhijnvis Feithlaan wordt gedomineerd door het markante gebouwencomplex op de nummers 80 tot 96. Tussen 1884 en 1972 was het Sophia Ziekenhuis er gevestigd. In 2000 werd besloten de kunstacademie er te huisvesten. Voor de straat vernoemd werd naar de man die er zo vaak met zijn koets doorheen is gereden, heette deze de Platte Allee.
In mijn vroege jeugd liepen wij er zondags door, op weg naar de Oosterkerk aan de Turfmarkt. Ik vond het een saaie wandelstraat. ’t Enige bijzondere eraan voor mij was dat het hoofd van onze school, de heer A.D. Zweers, er woonde. Hij was een kleine, ietwat gezette man, altijd in driedelig pak gekleed, een horlogeketting over de buik en, als het kon, een sigaar tussen de vingers. Hij had zijn hart verpand aan het onderwijs en had bij ons leerlingen de bijnaam ‘Buikie’.
In de Tweede Wereldoorlog hield hij zich opvallend rustig. Men dacht dat hij dat deed omdat hij, hoewel hij het niet was, een Joods uiterlijk had. Voor de mensen die hem echt meenden te kennen, was dat ‘zich rustig houden’ teleurstellend en men nam het hem wel kwalijk.
Na de bevrijding bleek dat hij in zijn huis een aantal onderduikers had en op zijn zolder was een geheime zender verstopt. Daarmee onderhield hij voor het ondergrondse verzet in Zwolle vaak contact met Engeland. Waar een kleine man groot in kan zijn.
Ik hoorde dat pas na mijn lagereschooltijd. Eigenlijk jammer, want dan had ik vast met andere ogen naar hem gekeken, zeker als hij het nodig vond ons muzikaal te begeleiden bij onze zangles. Onder uit een kast kwam dan zijn viool en kregen we klanken te horen waardoor het lang geduurd heeft voor ik vioolmuziek weer kon waarderen.