Zwolle – Maandagmiddag zat de Raadzaal van het stadhuis vol met ambtenaren, bestuurskundigen, wetenschappers en overheidsadviseurs, die kwamen luisteren naar de Van Poelje-lezing 2019 van Kajsa Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ze werd welkom geheten door burgemeester Henk Jan Meijer en ook de nieuwe Commissaris van de Koning in Overijssel Andries Heidema was aanwezig. Een select gezelschap, dat zich maandagmiddag bezighield met het onderwerp ‘lokale democratie en bestuur’. De middag werd georganiseerd door de gemeente Zwolle, provincie Overijssel, Universiteit Twente en BMC Advies.
De minister erkende dat er in Den Haag nog lang is nagepraat over de uitslag van de provinciale verkiezingen van vorige week. “Een verdergaande versplintering van het politieke landschap met steeds meer kleinere partijen, waarbij de flanken ter linker- en rechterzijde groter zijn geworden en het midden kleiner. Dat maakt de coalitievorming in de twaalf provincies lastiger.” Hoewel ze positief over de opkomst was, gaf ze wel aan dat 40% van de mensen geen stem heeft uitgebracht en deze groep voelt zich kennelijk niet vertegenwoordigd in de volksvertegenwoordigingen. “We zijn een land van verschillen, maar ook steeds meer van tegenstellingen.” Volgens haar moeten we de verschillende regionale identiteiten koesteren, maar de tegenstellingen overbruggen “en daarom blijft samenwerking en polderen belangrijk.”
Tijdens haar lezing ging ze vooral in op de nieuwe overheid 3.0. Vroeger hadden we drie bestuurslagen die van bovenaf vanaf de rijksoverheid, via de provincies naar de gemeentes werden aangestuurd. De overheid 1.0, die de regels maakte, waaraan de burgers zich hebben te houden. Daarna overheid 2.0 waarbij via heffingen en subsidies doelen werden nagestreefd. Volgens de minister zijn we nu toe aan overheid 3.0, waarbij de verschillende overheden moeten samenwerken en samen met andere partners de maatschappelijke vraagstukken moeten oplossen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de grote verschillen tussen verschillende regio’s en is decentraal maatwerk noodzakelijk. “We moeten het niet hebben over de bestuurlijke structuur, maar over de bestuurlijke cultuur waarbij burgers oplossingen van de overheid verwachten.” Er liggen tal van maatschappelijke opgaven, zoals krimpende en overvolle regio’s, de woningmarkt waarbij mensen uit het westen steeds vaker oostwaarts een woning zoeken, energietransitie enz. Volgens de minister moeten we vooral resultaatgericht werken en geen heilloze discussie over de taken van de verschillende overheden bij het oplossen van deze maatschappelijke vraagstukken.
Andries Heidema ondersteunde de minister en pleitte voor een gelijkwaardigheid van de drie “bestuurslagen”, rijk, provincie en gemeente met daartussen ruimte voor de regionale samenwerking. Wel werd door de aanwezigen het belang van “de democratische legitimering” benadrukt. Samenwerking tussen de verschillende overheden samen met andere partijen kan leiden tot een “bestuurlijke lappendeken”, waarbij burgers en volksvertegenwoordigers het gevoel kunnen krijgen niet voldoende betrokken te zijn bij de besluitvorming. De minister verwees nog maar eens naar de 40%, die vorige week niet heeft gestemd en het belang van het betrekken van de burgers bij het zoeken naar oplossingen voor de grote maatschappelijke vraagstukken. “We kunnen het niet alleen.”