Zwolle – Allebei op de Covid-afdeling van de intensive care belanden. Een nachtmerrie die helaas voor heel wat stellen werkelijkheid is geworden. Het overkomt ook Bartha en Klaas Sterken uit IJsselmuiden. Hoewel ze dezelfde ziekte doormaken, verschillen hun ervaringen behoorlijk van elkaar.
Op de eettafel liggen twee IC-dagboekjes. Eén van Bartha, één van Klaas. Hierin staat van dag tot dag beschreven hoe het met hen ging, toen ze in Isala op de intensive care lagen. Op sommige bladzijdes zijn foto’s geplakt. Die tonen twee ernstig zieke mensen. Zij liggend op haar buik met een beademingsbuis in haar keel. Hij sterk vermagerd, met een lege blik in zijn ogen door de delier (acute verwardheid). Confronterende beelden.
“Mijn man heeft er minder moeite mee, ik kijk er liever nog niet naar,” zegt Bartha. Zo verschillend als hun verwerkingsproces is, is ook het verloop van de ziekte bij hen geweest. Relatief kort en heftig bij Klaas, bij Bartha elke dag een beetje erger tot ze uiteindelijk op de IC belandt. Daar ligt ze drie weken, waarvan ruim twee weken in een kunstmatige slaap. Dit is zo’n acht maanden geleden. Maar nog steeds ondervindt ze allerlei klachten. Een klapvoet, extreme vermoeidheid, kortademigheid, een doof gevoel op het hoofd. Die laatste klacht herkent Klaas ook, maar dan in zijn been. Toch wandelt hij al weer tien kilometer als vanouds.
“We hebben hetzelfde meegemaakt, maar ook weer niet. Ik kan praktisch alles weer, terwijl mijn vrouw nog veel beperkingen heeft. Dan is het soms lastig om je in elkaar te verplaatsen. Maar over het algemeen lukt het goed samen, we houden elkaar op de rails.” “Het is bij mij begonnen,” blikt Bartha terug. “Ik werk in verzorgingstehuis de Maarlenhof en een van de bewoners testte positief op corona. Dit was in de beginperiode van de eerste golf. Met beschermingsmiddelen werd toen nog maar weinig gewerkt.”
“Eerst dacht ik dat ik er goed vanaf zou komen. Maar een paar dagen later werd ik toch ziek. En elke dag een beetje zieker. Mijn energie daalde tot nul en eten deed ik bijna niet meer. Ik had nog een zuurstofmeter liggen. Die gaf aan dat mijn zuurstofgehalte nog maar op 87 procent zat. De huisarts mat nog maar 84 procent. Vlak daarna ben ik meegenomen door de ambulance.”
Op 1 april wordt Bartha opgenomen op de coronaverpleegafdeling in Isala. Niet veel later krijgt Klaas hoge koorts. “Voor mijn gevoel was er verder weinig aan de hand,” weet hij nog. “Ik kon functioneren, was ook helemaal niet verkouden. Alleen die koortsaanvallen speelde mij parten. Maar toen ook ik een paar dagen later mijn zuurstofgehalte opnam, bleek deze te laag. Ik ben met de ambulance naar Isala gebracht en eerst bij Bartha op de verpleegafdeling geweest. We hebben elkaar geknuffeld en moed ingesproken.”
Vanaf dat moment gaat het snel bergafwaarts. Al de volgende dag wordt Klaas opgenomen op de IC en in slaap gebracht. “Ik weet alleen nog dat de arts zei dat er een kans was dat ik niet meer wakker zou worden. Gek genoeg heb ik nooit angst gehad dat dit ook echt zou gebeuren.” “Ik ben ook helemaal niet bang geweest,” reageert Bartha. “Ik werd de nacht ervoor hals over kop naar de IC gereden. Wat ik me nog wel kan herinneren is dat ik zoiets dacht als: “Wat jammer als het nu klaar zou zijn. Nu we alles zo goed voor elkaar hebben. Op de IC heb ik nog kort gefacetimed met m’n zoon. ‘Ik ga er voor,’ heb ik tegen hem gezegd. En toen ben ik in slaap gebracht.”
De periode die volgt is vooral heftig voor zoon Casper en zijn vrouw. Die worden elke dag door de verpleegkundigen op de hoogte gehouden van de toestand van zijn ouders. Met beeldbellen krijgen ze te zien hoe ze erbij liggen. “Wij zelf hebben van die periode heel weinig bewust meegemaakt,” zegt Klaas. Bartha knikt. “Ik vind het vooral heel erg voor hem dat hij dit heeft moeten meemaken.”
Gelukkig slaat de behandeling bij beiden aan. Klaas wordt na elf dagen wakker en nog weer een paar dagen later ontwaakt ook Bartha na zestien dagen uit de kunstmatige slaap. Niettemin is er vanaf dat moment nog een lange weg te gaan. Klaas: “Ik kreeg een delier. Dit schijnt vaker te gebeuren bij mensen die uit een kunstmatige slaap ontwaken. Daardoor was ik heel onrustig en opstandig. Ik heb de meest levendige, bizarre waanbeelden gehad.”
Bartha: “Bij mij gebeurde het tegenovergestelde. Ik kreeg juist een stiltedelier en keerde helemaal in mezelf. Op een zeker moment hebben ze Klaas bij mij in de kamer gebracht. Dat is een heel goede zet geweest van de verpleegkundigen. Ik zag hoe raar hij deed en dat hielp mij om mezelf er weer uit te trekken. Omdat ik het gevoel had dat ik hem moest helpen.”
Met Klaas ging het snel beter. “Hoewel ik tien kilo was afgevallen en in het begin nog geen pen kon optillen. Maar ik liet me niet klein krijgen. Hoe ik het heb gedaan, weet ik niet. Ik ben gaan lopen met de rollator. Mezelf gaan wassen. De meesten komen met de ambulance naar het revalidatiecentrum, ik ben met Casper met de auto gekomen en zelf naar binnengelopen.”
Twee weken lang volgt hij een intensief revalidatieprogramma bij De Vogellanden. “Dat is echt hard werken,” weet ook Bartha, die er in totaal zeven weken verblijft. Voor haar komt de overplaatsing naar het revalidatiecentrum veel later. Pas in mei is ze stabiel genoeg om de verpleegafdeling te verlaten. “Ik weet nog dat ik na twee dagen in het revalidatiecentrum de eerste stappen achter de rollator zette. Toen moest ik zo hard huilen.”
Op 13 mei is Klaas weer thuis en op 18 juni krijgt ook zijn vrouw het groene licht. Als Bartha haar straat inrijdt, ziet ze een erehaag van collega’s, familie en buurtbewoners. “Dat was een heel bijzonder moment. Het heeft ons erg verbaasd hoeveel mensen met ons mee hebben geleefd. Zelfs mensen die we niet kennen en tegen komen, beginnen te huilen vanwege ons verhaal. We zijn ook van ver gekomen. Het wordt niet meer zoals het was. Maar we genieten gelukkig weer van het leven.”
Bron: Isala