In de tijd dat ik, zoals dat in die tijd vroom genoemd werd, als jongeling opgroeide, had ons kerkgenootschap verschillende kerkgebouwen. De Oosterkerk aan de Turfmarkt, de Andreaskerk aan de Geert Grootestraat en de Zuiderkerk aan de Zuiderkerkstraat.
Er werd, laat ik zeggen, rijkelijk gecollecteerd op de zondagen. Tijdens de dienst ging driemaal een collectezak rond. Bij de uitgang hingen collectebussen naast de deuren waarin een gift voor de zending kon worden gedeponeerd en, last but not least, was er elke eerste zondag van de maand bij het ingaan van de kerk de zogenoemde bloemencollecte.
Daarvan werd, en wordt nog steeds, voor elke zondag en elke kerk een bloemstuk gekocht dat dan weer aan het eind van de dag bij een kerklid, dat wat extra aandacht nodig had, werd bezorgd.
Dat geld moest natuurlijk ook allemaal geteld en gesorteerd worden. Een maandelijkse taak die was weggelegd voor de collectanten en plaatsvond in het kerkelijke bureau dat onderdak had in de Zuiderkerk. Die collectanten waren meestal jongvolwassenen die ’s zondags meedraaiden in het collecterooster en waarmee vaak geprobeerd werd ze in het kerkelijk leven actief te betrekken.
Ook ik heb die rol een poos mogen vervullen. Na een avond geld sorteren en tellen, de banken hadden nog niet die geavanceerde telmachines van tegenwoordig, werd ik de volgende dag gebeld door de administrateur van het kerkelijk bureau.
De man, echt het was een doodgoeie kerel, maar een op-en-top boekhouder. Tot in het extreme. Ik overdrijf echt niet als ik zeg dat hij de velletjes papier waarop liturgieën werden gestencild, nog natelde. ’t Zal van hem ongetwijfeld heel goed bedoeld zijn geweest, hij realiseerde zich niet dat die manier van werken veel tijd, dus ook geld kostte.
Hij belde mij een keer op na zo’n geld-tel-sessie en zei me: “Dick, jij hebt gisteravond toch ook geteld? Nu heb ik een dubbeltje op de grond gevonden. Kun jij je herinneren dat dat is gevallen en bij welke collecte dat heeft gehoord?”
Ik heb hem geadviseerd om dat dubbeltje in een van de collectebussen bij de uitgang te gooien. Zou het vast goed terechtkomen.
We kennen in Nederland de uitdrukking ‘met calvinistische zuinigheid’, daar doet dit erg aan denken. ’t Is uitgezocht, en tot mijn verbazing blijkt die soort zuinigheid niet te bestaan. Kerken blijken heel gulle gevers te zijn, als dat moet. Mag ook wel eens gezegd worden.