Honderden uitvaarten meemaken, veel van hetzelfde, en heel veel bijzondere. Zo kun je een loopbaan als uitvaartverzorger wel kort samenvatten. Ik mocht het – ’t is intussen wel bekend – een behoorlijk aantal jaren doen.
Ze blijven meestal door bijzondere situaties in de herinnering. Zoals die keer dat we op een rotonde in Friesland met een hele stoet de verkeerde afslag namen. Of de keer dat we bij een verkeerd geopend graf stonden. Dit omdat de familie de overledene, een altijd alleen gebleven familielid, in een al bestaand familiegraf wilde laten bijzetten. ’t Bleek echter van een andere tak van de familie te zijn.
Maar ook bij familie, vrienden of kennissen gebeuren aparte zaken. Ik moet er vaak aan denken als we nu, al jaren uit het vak, op Begraafplaats Kranenburg wandelen. Ik zal proberen de situatie te schetsen.
Een echtpaar, laten we haar Mark en Marie noemen, moest naar een uitvaart. Ze waren al aan de late kant toen ze thuis de jassen aantrokken, gauw een greep deden in het sjaal- en handschoenenmandje en met spoed vertrokken. Bij de parkeerplaats van de begraafplaats was al geen mens meer te zien, maar ze zagen nog net de stoet iets verderop een zijpad inslaan. Een beetje snelwandelend haalden ze de stoet in en sloten achteraan aan.
Ze verwonderden zich wel dat ze niemand herkenden van hen die voor hen liepen. Dat sloeg om in paniek toen ze de hun bekende familie op een ander pad zagen lopen. Die bleken al op de terugweg te zijn, terwijl Mark en Marie meenden aan de heenweg bezig te zijn.
Dat ze achteraan liepen, maakte het voor hen makkelijk om met een boogje aan het eind van die andere stoet aan te sluiten. En eigenlijk had niemand iets in de gaten, dus meldden ze maar niets.
Terug in de aula op de begraafplaats, waar gelegenheid tot condoleren was, haalden ze even diep adem, trokken hun jassen even recht, en schoten hun handschoenen even netjes aan. Hoewel…
Mark stak zijn rechterhand in de handschoen waaraan, zo bleek toen, twee vingers misten. Dat viel direct op, waarop Marie riep, “Och dat zijn die ouwe, waar ik, voor het aardappelschillen, de vingers heb afgeknipt!” Het heeft wel even geduurd voordat ze het weer aandurfden een uitvaart mee te maken.
Blijft tot slot de vraag over of het titelwoord van dit verhaaltje misschien als ’tweefout’ geschreven moet worden.