Maandag las ik een artikel over een huisarts in Pijnacker die, omdat hij pensioengerechtigd was, zijn praktijk verkocht aan een commerciële partij. Niet dat hij over één nacht ijs was gegaan, een opvolger was simpelweg niet te vinden en dit bedrijf, zo werd hem verzekerd, had een goed trackrecord. Dat liep echter in het honderd. “Ik vond het een rotzooi. Ik schaamde me,” zo verklaarde hij later.
Het deed me denken aan de ervaringen met de huisartsenpraktijk De Bollebieste aan de Rembrandtlaan hier in Zwolle. Daar liep de overname door een commercieel medisch bedrijf ook niet zoals gewenst.
De arts in Pijnacker kocht de praktijk terug en vond bij toeval al snel wel een vervanger en is begin van dit nieuwe jaar alsnog echt met pensioen gegaan.
De praktijk, die hij dertig jaar daarvoor had overgenomen van een collega, was inmiddels uitgegroeid tot een organisatie met, één arts, vijf assistenten en een manager. Hetgeen wel aangeeft dat er veel en veel meer op het bordje ligt van een huisarts dan drie decennia terug.
Daarbij komt dat patiënten mondiger zijn geworden, waardoor een gesprekje een gesprek wordt. Én er moet een waslijst aan documentatie worden bijgehouden ten gunste van verzekeraars en andere belanghebbenden, waarvan in de meeste gevallen de patiënt niets weet.
Geen wonder dat er minder voor het vak van huisarts wordt gekozen. Misschien is het bijna dag en nacht beschikbaar zijn, ook wel iets wat afschrikt. Dat moet je je al realiseren als je aan de studie ervoor begint. Het is te makkelijk om dat in een later stadium te besluiten.
Er zijn meer beroepen waar dat soort nadelen aan kleven, het hoort bij je beroepskeuze dat af te wegen. Echt, het is niet enkel ellende. De warme bakker die ’s morgens om vier uur zijn oven aanzet, vindt dat hij een mooi vak heeft, de verpleegkundige met nachtdiensten vindt dat eveneens en ook de medewerkers in de uitvaartzorg vinden, bijna zonder uitzondering, hun beroep het mooiste dat er is, om over bijvoorbeeld de brandweer, de politie en het ambulancepersoneel maar niet te spreken.
De politiek moet de regeldruk voor al die zo noodzakelijke beroepen eens gaan verlagen. En wij, van jong tot oud, moeten veel vaker onze waardering laten voelen voor hen die keer op keer en bij nacht en ontij weer voor ons op pad gaan.
Want niemand kiest namelijk voor zo’n beroep vanwege de administratieve rompslomp, maar gewoon vanwege de contacten van mens tot mens.