Zwolle – Uit een onderzoek onder leerlingen van het Carolus Clusius College in Zwolle en het Agnieten College in Wezep bleek dat 36 tot 40 procent van de scholieren later een eigen bedrijf wil beginnen. Die cijfers onderschrijven de plannen van het Rijk om extra actieprogramma’s voor ondernemerschapsonderwijs te ontwikkelen.
Omdat landelijk nog maar weinig onderzoek is gedaan naar ondernemen in het voorgezet onderwijs, besloot de Landstede Groep zelf actie te ondernemen. De onderwijsorganisatie hield een enquête onder leerlingen van twee van haar middelbare scholen, het Agnieten College en het Carolus Clusius College. Aan de scholieren werd onder meer gevraagd hoe ze over ondernemen denken en of ze zelf in de toekomst een onderneming zouden willen beginnen. In totaal werden 426 leerlingen van alle leerjaren van vmbo, havo en vwo ondervraagd. Van alle ondervraagden gaf ruim 36 procent aan een eigen bedrijf te willen starten. Vmbo-leerlingen zien zelfs nog sterker gemotiveerd; ruim 40 procent denkt erover na een bedrijfje te beginnen.
Dat er al jong nagedacht wordt over het ondernemerschap, blijkt ook wel uit de profiel- en sectorkeuzes van de leerlingen van de beide scholen. Ruim 40 procent van de leerlingen van havo en vwo kiest voor het profiel Economie en Maatschappij. Van deze groep volgt 21 procent ook nog het profielkeuzevak Management en Organisatie, waarin met name aandacht is voor ondernemerschap. Bij vmbo-leerlingen ligt het percentage dat kiest voor de sector economie nog hoger. Bijna 60 procent van de leerlingen heeft voor deze sector gekozen. Landelijk is eigenlijk hetzelfde beeld te zien; op vmbo, havo en vwo kiezen de meeste leerlingen kiezen voor economie in hun profiel of als sector.
Het ondernemerschap krijgt meer dan een kwart van de scholieren al van huis uit mee. Ruim 30 procent van de leerlingen gaf in het onderzoek aan een ouder te hebben met een eigen bedrijf. Het aantal ondernemende ouders is bij vmbo-leerlingen iets hoger; van ruim 34 procent van de leerlingen is tenminste één van de ouders eigen baas. Op de vraag of ze zelf ondernemend zijn, antwoordde het grootste deel met ‘redelijk’. Tien procent noemde zichzelf ‘zeer ‘ ondernemend, drie procent ‘helemaal niet ondernemend’.
Dat steeds meer jongeren in Nederland geïnteresseerd raken in ondernemerschap is mede het gevolg van beleid. De laatste jaren is er vanuit de rijksoverheid, de Kamer van Koophandel, de gemeenten en scholen steeds meer aandacht voor zelfstandig ondernemen en het nut daarvan. Al sinds 2000 zet de overheid zich extra in voor het ondernemerschapsonderwijs door onder meer actieprogramma’s op te zetten. Mede door deze initiatieven neemt de aandacht voor ondernemen in het onderwijs toe. Bij meer dan de helft van de mbo-scholen is ondernemerschap zelfs opgenomen in de doelstellingen van de organisatie.
In het voortgezet onderwijs zijn er scholen die voorop lopen met het ondernemerschapsonderwijs. Zo zijn er meerdere scholen die het entrepenasium en VECON-businessschool-onderwijs uitvoeren. Bij het entreprenasium leren scholieren in het voortgezet onderwijs door te ondernemen. Voor de leerlingen op de VECON-Businessscholen is er meer aandacht voor de economische aspecten van de maatschappij. Ook is er aandacht voor de talentontwikkeling van ondernemerschap.
Het aantal jongeren dat echt voor ondernemen kiest, neemt alleen maar toe. Momenteel staan ruim vijfhonderd jongeren onder de achttien ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het aandeel jongeren tussen de 15 en 25 jaar is in de totale categorie van zelfstandige ondernemers in de periode van 2000 tot 2010 gestegen van 2.3 naar 3.1 procent. Het merendeel van deze jongeren kiest voor de zzp-constructie.
Voor Landstede Groep is ondernemen in verschillende opzichten belangrijk. Ondernemend gedrag van medewerkers, leerlingen en studenten wordt erg gewaardeerd en gepromoot. Maar ook wil de school graag helpen bij het ontwikkelen van ondernemerschap bij zijn werknemers, leerlingen en studenten. Om de leerlingen en studenten te stimuleren zijn er onder meer verschillende projecten opgezet en wordt er veel samengewerkt met het regionale bedrijfsleven.