’t Is zaterdagmiddag als ik dit schrijf. Het is mooi weer, dus staan de tuindeuren open en vanzelfsprekend hoor je veel geluiden in de buurt. Maar de ondertoon die ik bij voortduring ervaar, is het geluid van vliegtuigen. Dat verbaast me eigenlijk, dus duik ik het internet op of in.
Ik lees daar dat boven Nederland per dag gemiddeld 1.300 vliegtuigen hun weg vinden. Dat blijken voornamelijk de vluchten te zijn van en naar Schiphol. Niet meegerekend zijn al die kleine, eenmotorige toestelletjes die soms zakelijk gebruikt worden, maar heel vaak dure speeltjes van de eigenaren zijn.
De mens heeft altijd willen vliegen, zo leert ons de geschiedenis. Zoals Icarus, een figuur uit de Griekse mythologie die bekend is om zijn tragische poging om te vliegen. Of zoals de gebroeders Wright, die via een zweefvliegtuig bij een gemotoriseerd vliegtuig uitkwamen. Zo zijn we in het heden beland.
Vandaag de dag vragen we ons af of de grenzen aan de grootte van het vliegverkeer bereikt zijn. Met mijn beperkte fantasie denk ik wel dat dat het geval is. Maar diep in mijn hart vind ik dat jammer, want ik heb er mooie herinneringen aan.
Mijn luchtdoop was een rondvlucht boven Ameland en mijn eerste ‘grote’ vlucht eentje naar Alicante. En nog, hoewel ik al jaren niet meer gevlogen heb, vind ik het verbazingwekkend hoe snel je in een heel ander deel van de wereld terecht kunt komen.
Waarom vindt een aantal mensen, in ons deel van de wereld, het nodig om hun vakantie ver weg, bijvoorbeeld, in de Dominicaanse Republiek door te brengen? Dat terwijl driekwart van Nederland voor hen onontgonnen vakantieterrein is. De vraag is dan, moeten daarvoor dagelijks wereldwijd tien tot twintigduizend vliegtuigen in ons luchtruim rondtoeren?
Als dat, zoals wel beweerd wordt, moet kunnen, waarom moet de luchtvaartsector dan zoveel financiële steun krijgen? Mijn vakantie in Nederland wordt, dat weet ik zeker, niet door de overheid gesubsidieerd.
Blijft onder meer over de vraag waarom er nog sportvliegers mogen bestaan. Die voor hun plezier, in hun eentje of getweeën het luchtruim in gaan, met als gevolg een fikse portie uitgestoten afval en heel veel lawaai. Door hen te horen, kwam ik op dit onderwerp uit.
Hoewel, dat lawaai kennen we ook van de hard rijdende motoren, auto’s en scooters. Die vliegen over de weg.
Gerelateerde Berichten
(Automatisch gegenereerd)