Moesten we als kinderen in nieuwe kleren gestoken worden, dan maakte ons moeder veel zelf. Daardoor hadden mijn oudste drie zussen vaak precies dezelfde outfit aan. Ik zal hen binnenkort eens vragen of zij dat eigenlijk wel leuk vonden.
Als enige zoon bleef ik gevrijwaard van zo’n opgedrongen kledingkeus. Op door oma zelf gebreide wollen hemden en door moeder op dezelfde manier vervaardigde truien na.
Voor kleding nam ze mij veelal mee naar C&A, Kees en Arie zoals zij hen noemde, ongetwijfeld vanwege de prijs en het grote assortiment. Toen ik een jaar of 14, 15 was nam mijn vader me mee naar de herenafdeling van Heeger ten Brink, een kledingzaak toen nog aan het eind van de Diezerstraat. Later verhuisden ze naar het begin van die straat, toen groots de Diezerpromenade genoemd.
Mijn vader vond dat ik toe was aan een kostuum, in die tijd redelijk gewoon voor jongens op mijn leeftijd. Op de zomervakantie na, droeg mijn vader zeven dagen in de week een kostuum. Ik heb hem bijvoorbeeld nooit in een spijkerbroek zien lopen, terwijl ik, nu dertig jaar ouder dan hij toen, die bijna alle dagen draag.
Het pak werd keurig aangemeten, de mouwen moesten wat worden uitgelegd, en de broek moest worden ingekort. Een week later zou het geheel klaar hangen.
Toen de verkoper zei dat hij er nog even een passende stropdas bij zou zoeken, waarschuwde mijn vader me met: “Geloof verkopers niet te gauw, zeker niet als ze zeggen dat ze zelf onlangs dezelfde hebben aangeschaft.” En dat terwijl mijn vader toch ook een rasverkoper was.
Toen de verkoper even later terugkwam en exact het voorspelde ten gehore bracht, hebben we het aanbod dan ook maar afgeslagen. Een week later bleken de mouwen ingekort en de broek uitgelegd, verkeerd om dus. Kortom ’t was geen groot succes.
’t Heeft jaren geduurd voordat ik er weer naar binnen stapte. In de hoop er makkelijk een, toen in de mode zijnde, groene jagersjas te kopen. Ook daar moest wat aan aangepast worden. Voor de zekerheid heb ik ze maar van mijn vorige en tevens eerste bezoek verteld.
’t Is toen allemaal goed voor elkaar gekomen. Dit keer zei de verkoper: “Ik denk dat bij de coupeur van destijds die dag een steekje los heeft gezeten.”