Hoe zullen we het volgende formuleren? Gemeentebesturen zijn hardleers? Of gemeentebesturen leren het nooit? Of resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst? Hoezo? Politiek in welke bestuurlijke laag dan ook blijft verbazen, mij tenminste. Lees even mee.
In 2022 werd de gemeente Tubbergen door het kabinet gedwongen hotel ’t Elshuys in Albergen beschikbaar te stellen voor de opvang van asielzoekers. De bewoners van Albergen voelden zich overvallen, hetgeen wel begrijpelijk is. De overheid heeft de mond vol over inspraak, maar als die ertoe gaat doen, slaan we de inspraak over. Zo leek het daar te gaan tenminste.
De in mijn ogen sympathieke en hardwerkende staatssecretaris Eric van den Burg zei nog, na alle commotie, dat hij verwachtte dat zoiets niet weer zou gebeuren.
Maar ja, vorige week verbood de rechter dat in het Van der Valk Hotel in Uden 300 asielzoekers zouden worden opgevangen, een plan van het gemeentebestuur van Maashorst, waar Uden onder valt. De procedure die gevolgd is, was niet volgens de regels. Bewoners konden geen bezwaar maken. Tenminste, als ik de berichten erover goed begrijp.
Nog geen dag later lees ik, op deze website, dat de gemeente Zwolle een leegstaand kantoorpand heeft gehuurd om zo’n honderd statushouders een plek te geven. Ik las het tot mijn verbazing. Temeer daar er gemeld wordt dat aan de bewoners in de buurt een brief is gestuurd. Dat zal misschien waar zijn, maar ruim verspreid is die brief dan niet. Zelf woon ik er ook in de buurt, maar heb daarover geen gemeentelijke brief ontvangen.
Heus, het gaat niet om de komst van die statushouders tegen te houden. Wel om de mensen die ergens zijn gaan wonen of er blijven wonen, omdat ze zich er senang voelen. Wonen is een basisbehoefte en het lijkt me begrijpelijk dat men mee wil praten, mee wil denken over hoe er in een stad, in een wijk, in een buurt kan worden gewoond.
Dat heet inspraak. De politiek heeft daar, als het hen uitkomt vaak de mond vol van. Inspraak mag nooit een wassen neus zijn. Want een burger is echt niet de onwetende snotneus.
