Zwolle – Zwolse jeugdvoetballers worden bij de vereniging niet of nauwelijks naar hun mening gevraagd. Dat blijkt uit een onderzoek, uitgevoerd door Kennispraktijk in samenwerking met SportService Zwolle, naar uitval onder jeugdvoetballers in Zwolle. Opvallend is verder dat het beeld van de verenigingen niet altijd overeen komt met de antwoorden van de jongeren.
SportService Zwolle ervaart in haar contacten met sportverenigingen dat met name binnen de Zwolse voetbalverenigingen het behoud van jeugdleden door de verenigingen als lastig wordt ervaren. Een analyse van ledenaantallen bij de voetbalverenigingen laat vanaf de B-jeugd een opvallend sterke uitval zien. Opmerkelijk is dat deze cijfers afwijken van landelijke cijfers. De landelijke trend laat namelijk zien dat de uitval onder jeugdleden juist een positieve ontwikkeling doormaakt. Deze situatie is voor SportService Zwolle aanleiding geweest uitgebreider onderzoek te doen naar zogeheten ‘drop-outs’ bij acht voetbalverenigingen.
Verondersteld wordt dat redenen van uitval vooral voortkomen uit de persoonlijke situatie van een jeugdvoetballer. Te denken valt hierbij aan interesse voor andere hobby’s, gebrek aan tijd of de keuze voor werken in plaats van voetballen. De uitkomsten van het onderzoek van Kennispraktijk en SportService Zwolle geven echter een heel ander beeld. Vooral tijdens de focusgroepgesprekken met potentiële drop-outs wordt duidelijk dat jongeren uit de B-jeugd graag vaker hun mening zouden willen geven over het gevoerde verenigingsbeleid of willen meedenken over te nemen beslissingen.
Tijdens de focusgroepgesprekken is onder andere stilgestaan bij het thema ‘sfeer’. Ieder team dat heeft deelgenomen wist voorbeelden te geven van jongens die waren gestopt omdat de sfeer in het team negatief was. En ook uit de resultaten van de uitgezette vragenlijst onder 119 drop-outs en 224 potentiële drop-outs is nadrukkelijk naar voren gekomen dat een negatieve sfeer in een team een belangrijke reden is om te stoppen met voetballen. De jongeren die het betrof werden gepest, uitgescholden of buitengesloten.
Een andere conclusie uit het onderzoek luidt dat clubs hun aandacht beter moeten verdelen. De jongeren uit de ‘lagere’ teams geven aan dat er onevenredig veel aandacht uitgaat naar de eerste teams van een lichting (C1, B1 en A1). Het is voor de jongeren geen reden om te stoppen, maar het zorgt er wel voor dat ze zich minder belangrijk voelen en er ontstaat een negatieve houding tegenover de club. Veel waarde hechten de jonge voetballers ook aan de staat en het gebruik van de accommodatie. De staat van de kleedkamers vinden ze belangrijk en de kwaliteit van de douches is een punt van aandacht. Tot slot speelt de trainer een sleutelrol binnen de club. De meeste voetballers zitten op voetbal om een betere voetballer te worden. Ook verwachten ze dat de trainer er professioneel uitziet, zich professioneel gedraagt en ervoor zorgt dat het team beter gaat voetballen.
Kortom, de resultaten van het onderzoek laten zien dat veel verenigingsgerelateerde factoren invloed hebben op het beslisgedrag van jongeren om al dan niet te stoppen met voetballen. Zo kan de vereniging direct of indirect invloed uitoefenen op de sfeer binnen een team, de rol van de trainer, de mogelijkheid die jongeren hebben om hun mening te geven en het verdelen van aandacht onder alle teams. Op veel onderwerpen geven verenigingen aan dat ze bepaalde acties hebben ondernomen of beleid hebben ontwikkeld om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk aan de wensen en behoeften van de jongeren tegemoet wordt gekomen. Opvallend is dat dit niet door de jongeren zelf zo wordt ervaren. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het aangaan van het gesprek met de jongeren. Veel verenigingen geven aan dit te doen, terwijl de jongeren aangeven dat er niet of nauwelijks om hun mening wordt gevraagd.
SportService Zwolle gaat de komende tijd met de betrokken verenigingen afzonderlijk in gesprek over de resultaten van het onderzoek en mogelijke interventies. Daarbij wordt met name gedacht aan de inzet van de door SportService Zwolle ontwikkelde cursus ‘Pedagogische vaardigheden’ voor jeugdtrainers en zogenaamde ‘Who’s next teams’. Het Zwolse onderzoek wordt door het wetenschappelijk onderzoeksbureau van de KNVB op de voet gevolgd en wordt door de voetbalbond gezien als een pilot voor een nog op te zetten landelijk onderzoek naar ‘uittreders’. Ook heeft de bond interesse getoond in het verloop en de resultaten van de door SportService voorgestelde interventies.
Ben ik het helemaal mee eens.
Mijn jongste zit al jaren in hetzelfde team. Met al die jaren dezelfde leider. Die veel voor deze over heeft. Ouders zijn heel betrokken bij dit team. Al jaren probeert de vereniging om het team uit elkaar te halen.
Dit jaar waren ze 2e jaar B’s, omdat er door de jongens uit dit team wordt gezegd dat ze alleen in een hoger team willen spelen, wanneer hun eigen team niet hoeft te spelen, omdat ze dan altijd voor hun eigen team kiezen, werden ze het laagste B team. Zo van wie niet wil luisteren moet maar voelen. En werden ze erg laag ingedeeld. Maakte de jongens niets uit.
Het gevolg de andere (niet selectie teams) werden te hoog ingedeeld, verloren alles, plezier totaal weg. Met gevolg er stoppen weer de nodige spelers.
Ik hoop echt dat sportservice hier serieus mee aan de gang gaat. En dat de verenigingen (niet alleen de leiders, maar ook bestuursleden, beleidsmensen) er serieus na kijken.
We willen de jongeren toch graag aan het sporten hebben.
Dat klopt. Mijn zoon zat in zo’n B team dat veel te hoog werd ingedeeld en is nu na 10 jaar voetballen gestopt.