Zwolle – Museum de Fundatie heeft Zonder titel van Theo Wolvecamp gekocht. Het schilderij uit 1964 is een belangrijk werk in het oeuvre van Wolvecamp, omdat het zijn definitieve afscheid van de figuratie markeert.
Het vormt de verbinding tussen drie andere schilderijen van Wolvecamp uit de museumcollectie: Insect uit 1950 en Zonder titel uit 1979, beide uit de collectie van Provincie Overijssel, en Vogel en Prooi uit 1957, dat langdurig in bruikleen is van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Theo Wolvecamp (1925-1992) is medeoprichter en lid van Cobra en keert na zijn verblijf in Parijs in 1954 terug naar zijn geboortestreek Twente. Hij voelde zich te zeer verbonden met de natuur om in grote steden te kunnen aarden.
In afzondering en vanuit een sterke beleving van zijn omgeving ontwikkelt hij een heel eigen stijl van schilderen. Vanuit de improviserende kleurrijke werkwijze van Cobra in de jaren 50, met verwijzingen naar Miró en Kandinsky, ontwikkelt hij zich in Hengelo tot misschien wel Nederlands’ belangrijkste abstract expressionist.
Hij ontdekte namelijk de nieuwe Amerikaanse kunst, die door het isolement van de oorlog niet eerder bekend was in Europa, en merkte dat de schilders daar eenzelfde soort ontwikkeling doormaakten als in Nederland. Wolvecamp is onder de indruk van Amerikaans Expressionisten als Jackson Pollock, Arshile Gorky en Franz Kline.
Hij kruipt in hun huid en in het werk dat ontstaat refereert hij regelmatig aan zijn overzeese collega-schilders, altijd met heel eigen, karakteristieke vormen en kleuren. Voor Wolvecamp staat het gevecht met de materie centraal en symboliek en mystiek vindt hij belangrijk, maar hij voorziet schilderijen nooit van uitleg of betekenis.
In dit werk uit 1964 heeft Wolvecamp tekens geschilderd die doen denken aan de abstractie van Pierre Soulages en Franz Kline. Het werk is ruimtelijk, geschilderd met zwarte lak op een lichte ondergrond van gemengd wit, geel, blauw en rood.
“Ik had behoefte aan het grote gebaar, omdat ik de grilligheid van de vorm niet meer in de hand had. Het schilderen was te gecompliceerd geworden ik kwam er niet meer uit. Daarom begon ik naar een landschappelijke ruimte te zoeken. Het was meer een experiment voor mezelf”, zegt de kunstenaar over deze periode.
Wolvecamp is met de, vaak op de grond geschilderde, expressieve tekens nooit in de openbaarheid gekomen. Hij was zeer kritisch op zijn eigen werk en schilderijen verlieten mondjesmaat zijn atelier. Dit schilderij is afkomstig uit een Parijse privé-collectie en verworven via Lennart Booij Fine Art and Rare Items. Het werk is een waardevolle aanvulling binnen de museumcollectie van de Fundatie en verhoudt zich uitstekend tot Karel Appel, Jan Cremer, Lynn Chadwick en Antonio Saura.
“Ik begin met een kleurvlek, met de materie; ik weet niet waar ik heen zal gaan. Ik improviseer, en onder de bijna automatische handeling van het schilderen begin ik mij vrij te voelen. Als ik schilder, bekritiseer ik niet wat ik gedaan heb, dat komt pas later. De suggestie die uitgaat van de materie zet de creativiteit tot werkzaamheid aan. Het is de ontmoeting met de ruwe materie die mij de vormen en ideeën suggereert. In de stroom van een spontaan levensgevoel neemt dat wat in je leeft vorm aan. In inspiratie en dat soort bevliegingen geloof ik niet. Het activeren van de scheppingsdrang zie ik als voornaamste taak.” – Theo Wolvecamp, 1961